Adriani doodde Jitske in opdracht van God
Door Koos Molenaar
Was ds. Adriani krankzinnig óf was het de onvervulde kinderwens die hem ertoe dreef zijn vrouw Jitske Spoelstra te vermoorden? Deed hij het met voorbedachte rade of in een vlaag van verstandsverbijstering? Volgens de dominee zelf deed hij het in opdracht van God.
Het voorval
Jacobus Lambertus Adriani werd op 27 januari 1884 geboren in Noord-Holland. Hij begon als kandidaat in Groningen in 1913, een jaar later werd hij Ned.-Hervormd predikant in Metslawier. In 1925 volgde zijn benoeming op Ameland. Vijf jaar later werd Sint Anna ter Muiden in Zeeuws-Vlaanderen zijn nieuwe standplaats. Hij was inmiddels getrouwd met de meer dan twintig jaar jongere Jitske. In 1931 gingen ze op vakantie naar Ameland.
Op die zaterdagmorgen 11 juli ondernamen ze een fietstocht naar het Oerd langs het Noordzeestrand. ,, Alvorens het duin in te trekken stelde mevrouw voor een bad te nemen. Onmiddellijk nadat zij zich te water hadden begeven werd mevrouw onwel. Haar echtgenoot snelde toe, greep haar en droeg haar aan land’’, meldde de Leeuwarder Courant. Voorbijgangers snelden zich naar het zeven kilometer verderop gelegen dorp en alarmeerden de heer Steinvoorte van het strandpaviljoen. Steinvoorte paste onmiddellijk kunstmatige ademhaling toe, maar het mocht niet meer baten. Dokter Thorbecke verbleef op dat moment in Hollum. Toen hij op de plek des onheils arriveerde kon hij slechts de dood constateren.
De volgende ochtend is Jitske naar haar ouderlijk huis in Boelenslaan vervoerd, waar ze die dinsdag is begraven. Later die dag deed Adriani de ontstellende bekentenis: hij had Jitske verdronken.Tijdens het nemen van het bad had de predikant zijn vrouw in een opwelling met het hoofd onder water geduwd, net zolang tot ze overleden was.Naar schatting zo’n vierhonderd mensen waren er getuige van dat het lijk weer werd opgegraven om sectie te kunnen verrichten. Het werd niet wenselijk geacht dat de verdachte bij de opgraving aanwezig zou zijn: ,,Gezien de mentaliteit van de bewoners dier streek, was de mogelijkheid, bij een eventueel bezoek van den dader, van ongeregeldheden absoluut niet uitgesloten geweest’’, schatte de verslaggever van de Leeuwarder Courant in. De sectie wees inderdaad uit dat Jitske verdronken was.
Onderzoek en begravenis
In maart 1932 verscheen Adriani voor de rechtbank. Intussen werd hij psychiatrisch onderzocht door prof dr. E. D. Wiersma, oud-hoogleraar in Groningen en door de inmiddels overleden dr. P. B. Westerhuis die zenuwarts in Leeuwarden was geweest. Zij waren tot de conclusie gekomen dat ,,verdachte vlak voor en vlak na de strafbare handeling psychische verschijnselen heeft vertoond die weliswaar het bezonnen overleg niet uitsloten, maar die toch in verband met zijn minderwaardigen geestelijken aanleg als abnormaal moeten worden opgevat’’.
Adriani had eerder in een psychiatrische inrichting gezeten en ook tijdens zijn gevangenschap toonde hij psychische stoornissen. Voor de begrafenis was de broer van Jitske al bekend met de ware toedracht. ,,Ik heb zo’n strijd. De begrafenis zal wel niet doorgaan’’ had Adriani tot zijn zwager gesproken. Die vond het verstandig om met de bekentenis te wachten tot na de begrafenis: ,,Ik zei: Je houdt je stil, want ik begreep, dat er iets verschrikkelijks zou gebeuren als hij voor de begrafenis in de volle familiekring sprak.’’ Toen het lijk zou worden weggedragen, boog verdachte zich nog even over de kist heen en zeide: Ja mensen...’’ ’s Avonds heeft Adriani bekend. De moeder van Jitske had al zo’n voorgevoel. Wie gaat er zwemmen op zo’n stille en afgelegen plek en wie gaat in volle zee als je de zwemkunst niet machtig bent? Alle verklaringen die de dominee gaf wilden er bij haar niet in. Ze vroeg hem: ,,O, Jacob vertel me toch hoe mijn dochter om het leven is gekomen.’’ Adriani antwoordde: ,,Ik ben de moordenaar’’. Daarna deed hij het verhaal hoe hij haar had vermoord. Over de aanleiding tot het misdrijf werd niet gesproken.
Rechtbank
Voor de rechtbank zei Adriani dat hij en zijn vrouw heel gelukkig samen waren en veel van elkaar hielden. Alleen de kwestie van het onvervulde ouderschap vertroebelde nu en dan hun geluk. Die morgen, terwijl zij naar het strand gingen, werd over scheiding gesproken. Plotseling werd dominee verschrikkelijk beangst. Dominee bad, maar zo zei hij, het was geen gezond gebed, het was een angstgebed. Plotseling zag hij in een hallucinatie een blauw licht. Hij dacht, dat het God was en dat deze hem beval zijn vrouw te doden, opdat haar zuiverheid bewaard zou worden. Haar zuiverheid? Jazeker, het liefste dat hij bezat, zijn voormalige huishoudster Jitske, dreigde haar zuiverheid te verliezen. Omdat Adriani niet aan haar kinderwens voldeed, vreesde hij een echtscheiding. De tweede in zijn leven. ,,Ik wilde haar niet doden, maar ik werd er toe gedwongen.’’
,,Kan iemand als ds. Adriani wel verwachten, dat God hem zou bevelen zijn vrouw te doden?’’, wilde rechtbankpresident mr. baron van Imhoff van prof. Wiersma weten. Die had Adriani dezelfde vraag voorgelegd. De dominee schreef zijn gedrag toe aan de sterke affecttoestand waarin hij verkeerde. Daar kwam bij dat hij zich bijna gedurende zijn gehele leven minderwaardig heeft gevoeld en voortdurend aan hallucinaties leed. Hij heeft ooit zijn vader bedreigd met een bijl, hij heeft zijn eerste vrouw mishandeld en in kerkelijke aangelegenheden heeft hij verschillende personen verschrikkelijk uitgescholden. De substituut-officier mr. Wassenbergh eiste dat Adriani wegens moord zal worden veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf. De verdediger mr. M. E. Hepkema, zag in verdachte niet in de eerste plaats een misdadiger, doch een ongelukkige waarmee men het diepste medelijden moet hebben. ,,De grote massa vermoedt niet welk een ontzaglijk drama achter deze zaak zit. Verdachte heeft gehandeld in een waanzinnige opwelling, hij heeft zich zelf gevoeld als willoos werktuig van een goddelijke macht.’’
Adriani had het er zelf verschrikkelijk moeilijk mee: ,,Ik besefte dat ik mijn vrouw had verloren. Ik beklaagde me, dat God ’t me zo moeilijk maakte. In krankzinnigheid is mijn vrouw door mijn lichaam om het leven gekomen. We leefden vol moed met elkaar. Als Jitske er over sprak werd ik ontroerd, nooit kwaad. Ik heb een ogenblik God als den dader beschouwd.’’
De rechtbank bevond de verdachte schuldig aan doodslag, maar achtte hem wegens ontoerekenbaarheid niet strafbaar en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. De rechters stelden hem ter beschikking aan de regering. Dominee Adriani mocht voortaan in het krankzinnigengesticht de boodschappen van zijn schepper overpeinzen. Hij overleed op 2 november 1938 in Groningen en werd 54 jaar oud.