Ameland en de jezuïeten
Iedere Amelander, óók ondergetekende als geboren Amelander, kent de oude rooms-katholieke begraafplaats aan de Ballumerweg. En ook vele toeristen weten dit historische stukje gewijde aarde te vinden. Maar bijna niemand weet meer dat op dit kerkhof, voorheen behorende bij het oude katholieke kerkje, ook de overblijfselen liggen van vele paters Jezuïeten. Niet alleen van Jezuïeten die op Ameland in het pastoraat hebben gewerkt maar ook van priesters die elders in het pastoraat werkten en wegens vervolging niet in hun woon- of werkplaats begraven konden worden en daarom naar Ameland werden gebracht voor hun laatste rustplaats. Ná de Hervormingen van 1580 werd het katholieke geloof verboden en de priesters, voornamelijk uit de zuidelijke landen of uit Duitsland, moesten in het geheim hun werk doen. Ameland was een relatief veilige plek die niet viel onder het bestuur van Nederland of Friesland en nadat het eiland bijna veertig jaar van een priester verstoken was, kwam in 1627 de Jezuïetenpater Gerardus Carbonel voor het eerst weer werken in de verlaten statie. Al gauw verkreeg men er een kerkje, een voormalige bierbrouwerij, welke in 1648 geheel werd vernieuwd. Regelmatig gebeurde het dat de eilanders bezoek kregen van Jezuïeten die vrij talrijk op het vasteland en de Friese kusten rondzwierven en daar werden vervolgd. Op de vrije erfheerlijkheid Ameland vonden zij een veilig toevluchtsoord. Overleden Jezuïeten werden begraven in het kerkje aan de Ballumerweg. In 1646 vestigde de Jezuïet Petrus Codde zich definitief op Ameland en dat jaar wordt aangehouden als stichting van de nieuwe statie.
Tijdens het lange pastoraat van pastoor Otgerus Scholten (1859-1911) werd in 1878 een nieuwe kerk tussen de dorpen Nes en Buren opgericht. Het oude kerkhof aan de Ballumerweg bleef nog bestaan en uit eerbied voor de overleden priesters en voorgangers, die in het oude kerkje begraven waren en wat zijn functie had verloren, liet pastoor Scholten (op foto rechts) hun overblijfselen opgraven en herbegraven op het kerkhof. Over deze opgraving heeft pastoor Scholten verslag gedaan in zijn “Registrum Memoriale Parochiae si. Clemensis in insula Ameland”, het zogenaamde Memoriaalboek. Hoeveel priesters er precies in het oude kerkje zijn begraven is niet vast te stellen. Pastoor Scholten komt uit op 18 overledenen maar het kunnen er ook nog één of twee meer zijn geweest.
Vanuit dit Memoriaalboek volgen we de handelingen, waarbij de nummering is aangehouden van pastoor Scholten:
“Februarij 1880: Wetende, dat in de oude, nu door ons verlaten Kerk onderscheidene Z.Eerw.Heeren begraven zijn en vreezende dat te eeniger tijd profane handelingen boven de graven dier zoo eerbiedwaardige mannen zouden plaats vinden, besloot ik te onderzoeken of van het gebeente der daar rustenden nog iets te vinden was, en zoo ja, het naar ons kerkhof over te brengen. Het resultaat van ons onderzoek was als volgt:
Wij begonnen te graven ter plaatse waar tot 1846 het S. Jozephs altaar stond, dus aan den Epistelkant, maar vonden daar slechts eenige kleine beenderen; ofschoon ante Altari S. Jozephs begraven was in 1651 RD Daniël Stullius en in corna Epistola RD Petrus Maas in 1666”.
(no. 17 op plattegrond: Daniël Stullius s.j., geboren 7 september 1612 te Kortrijk, overleden 16 november 1651 te Joure. Andere bronnen, waaronder pastoor Scholten, vermelden als overlijdensplaats Leeuwarden. Was vóór zijn intrede bij de Jezuïeten in 1635, advocaat in Gent en later assistent op Ameland en in Joure. No. 18: Petrus Maes s.j., geboren 22 mei 1617 te Kortrijk, ingetreden in 1638, pastoor te Delft in 1650 en pastoor van Ameland van 1663 tot zijn overleden 20 december 1666 Ameland. Zowel Stullius als Maes worden door Scholten op blz. 36 vermeld in het Memoriaalboek.
“Hierna groeven wij aan den Evangeliekant en vonden daar weldra in eene nog niet geheel vergane kist het heele geraamte van een zwaar gebouwden bejaarden man, met het gelaat naar het westen, tevens vonden wij daarin een gedeelte van eene kous, een paar stukken schoenzool en een soort van paarsch zijden stof, misschien wel een overblijfsel der casula. Dit geraamte was zonder twijfel dat van den 1804 overledenen Pastoor Holthuijs”.
(no. 1, wereldheer Joannes Holthuys, geboren te Tecklenburg, pastoor van Ameland van 1771 tot zijn overlijden op 11 februari 1804. Holthuys staat ook vermeld in het parochieel begraafboek).
“Aan den voet dezer kist vonden wij een doodshoofd met een stuk schoenzool en onder en ter zijde dier kist een geraamte zonder hoofd en met de voeten naar het westen. Ik twijfel er niet aan of dit geraamte en dat hoofd was dat van den Z.Eerw., in 1771 overleden Pastoor Artz. Bij het graven van het graf van Holthuijs is zeker het hoofd van het geraamte geraakt en toen weder bedolven aan de voeten van RD Holthuijs. Oude lui verhaalden mij dat bij het begraven van Holthuijs een sloop met doodsbeenderen bij hem in het graf waren bijgezet”.
(no. 2, wereldheer Henricus Artz, geboren vóór 1730 te Moock, pastoor van Ameland van 1750 tot zijn overlijden op 24 oktober 1771. Ook pastoor Artz staat vermeld in het parochieel begraafboek).
“Verder voort werkende vonden wij voor het Hoogaltaar, diep in den grond weder een geraamte, met het gelaat naar het westen en ter plaatse der handen een houten kruisje waarop een nog goed geconserveerd verguld ijzeren corpus.”
(no. 3, Willibrord van der Heijden s.j., auteur van het boek “Verhaal van de Verrigtingen der Jezuïeten in Friesland”. Hij werd geboren op 29 mei 1595 te Middelbeers in de Brabantse Kempen en priester gewijd in 1626. Zat als priester in dat jaar gevangen in Vlissingen en werkte daarna kort in de statie op Ameland in 1627. Werd in 1627 pastoor te Wytgaard, en van 1630 tot 1638 pastoor van de Bonifatiusstatie op de Nieuwstad in Leeuwarden. Hij overleed aldaar aan een besmettelijke ziekte op 13 december 1638 te Leeuwarden. Van der Heijden werd door Scholten op een apart los vel in het Memoriaalboek genoteerd).
“Aan de voeten van dit geraamte ontdekken wij nog een bijna vergaan houten kistje van circa 2 voet in het vierkant, waarin de beenderen van een geraamte lagen”.
(no. 4, Petrus van Geffen s.j., geboren in het jaar 1609 te ’s Hertogenbosch. Was priester in de Betuwe in 1643 en vanaf 1644 pastoor van de Bonifatiusstatie in Leeuwarden, waar hij is overleden op 13 november 1646 te Leeuwarden. Staat genoteerd in het Memoriaalboek en vermeld in “Frisia Catholica” nummer 1)
“Vlak onder dit kistje vonden wij nog een geraamte met het gelaat naar het oosten”.
(no. 5, Gislenus Watteau s.j., - ook wel Gulielmus Wattieu genaamd, geboren 27 oktober 1602 te Gent en overleden 27 augustus 1652 te Hemelum. Na zijn priesterwijding in 1631 te Antwerpen was hij pastoor te Breda, later in Bakhuizen, Balk en Workum van 1633 tot 1652. Andere bronnen, o.a. Henk Aukes in “Frisia Catholica”, geven aan dat deze pater in Woudsend zou zijn begraven. Genoteerd in het Memoriaalboek en door de kerkhistoricus Henk Aukes vermeld in zijn publicatie “Katholieke Friese geslachten”).
“Al verder naar het westen in den gang voort gravende vonden wij twee naast elkander liggende geraamten met het gelaat naar het oosten. Daar wij ons nu juist in medio Ecclesiae bevonden, zoo is er niet aan te twijfelen of dit waren de overblijfselen van R.D. Wijtsma en van zijne zuster”.
(no. 6, Ithardus (Idzert) van Wytsma s.j. , geboren op Obbemastate te Ee bij Dokkum op 3 december 1615. Hij werd priester gewijd in 1644 en was achtereenvolgens werkzaam in Doetinchem, in het Overmaassche, te Arnhem en vanaf 1671 pastoor van Ameland. Overleden aldaar op 17 oktober 1682. Van no. 7, zijn zuster, die volgens Scholten vermoedelijk zijn huishoudster is geweest, zijn geen nadere gegevens bekend. Hun ouders Gerardus á Wytsma en Bjuck Bauwema waren van adellijke afkomst. Uit de stamlijsten van hun ouders is gebleken dat er 17 kinderen werden geboren: 11 jongens en 6 meisjes. Al deze dochters zijn vóór 1671, het jaar van aankomst op Ameland van pastoor Wytsma, overleden. Hij kan dus onmogelijk één van zijn zusters hebben meegenomen en zal daarom waarschijnlijk samen met een onbekende huishoudster zijn begraven. Pater van Wytsma wordt door Scholten in het “Registrum Memoriale” Franciscus genoemd. “De Godsdienstvriend” vermeld in deel 63 de naam Idzert).
“Ten westen van genoemde twee geraamtes ontdekten wij weder een met het gelaat naar het westen”.
(no. 8, Johannes Dolck, s.j. , geboren 15 maart 1671 in Edam, priester gewijd in 1696 en pastoor op Ameland vanaf 1698 en aldaar overleden op 3 september 1723. Vermeld in het parochiële begraafboek en het Memoriaalboek).
Oude rooms-katholieke kerk ten westen van Nes bij de oude begraafplaats.
“Ten westen van het zoo even genoemde vonden wij nog een met het gelaat naar het oosten. En hiermede waren wij aan het einde van den gang gekomen.”
(no. 9, Franciscus van den Peerboom s.j., geboren 24 juni 1695 te Yperen, werd Jezuïet in 1714 en priester gewijd in 1727. In het jaar 1733 werd hij benoemd tot pastoor van de Willibrordusstatie in Leeuwarden. Hij overleed aldaar in 1757 maar wordt in geen enkele publicatie genoemd.
“Wij gingen nu graven ten noorden van den gang en vonden nu omtrent het midden der kerk weder twee geraamten naast elkander met het gelaat naar het westen.”
(no. 10, Johannes Statius s.j., ook Xaverius genoemd, geboren vóór 1638 buiten Friesland en overleden in 1663 te Leeuwarden. Hij was van 1658 tot 1663 pastoor van de Willibrordusstatie in Leeuwarden. No. 11, Petrus Codde s.j., geboren 31 mei 1616 te Gent, priester gewijd in 1642. Van 1645 tot 1650 pastoor op Ameland, daarna pastoor te Dokkum en aldaar overleden op 29 juli 1666. Pater Codde was de eerste Jezuïet die in 1646 een vast verblijf op Ameland kreeg. Zowel pater Statius als pater Codde zijn door Scholten op een los vel in het “Registrum Memoriale” vermeld).
“Ten westen van deze twee ontdekten wij weder een met het gelaat naar het westen”.
(no. 12, Antonius Dierck (ook wel Dirix) s.j., pastoor van Ameland van 1666 tot 1771, daarna Wytgaard en aldaar overleden op 19 december 1682. Hij werd geboren op St. Remigiusdag 1 oktober 1634 te Antwerpen en priester gewijd op paasdag van het jaar 1664. Vermeld in het Memoriaalboek).
“ Aan de voeten van het pas genoemde, dus ten westen daarvan en dus aan de zijde van no. 9, vonden wij nog een, maar met het gelaat naar het oosten.”
(no. 13, Arnoldus Biebuyck s.j., geboren 14 januari 1696 te Kortrijk, overleden 31 augustus 1749 te Leeuwarden. Was pastoor van de Bonifatiusstatie op de Nieuwstad; staat echter nergens met name genoemd).
“Hierop gingen wij graven ten zuiden van den gang, ongeveer in medio Ecclesiae en vonden daar een grootendeels vergaan geraamte zonder hoofd met de voeten naar het oosten”.
(no. 14, Henricus van Staveren s.j., geboren 25 mei 1636 te Venlo, overleden 1676 te Leeuwarden. Ingetreden bij de Jezuïeten in 1657. Was pastoor te Wytgaard van 1669 tot 1674 en daarna van de Bonifatiusstatie in Leeuwarden. Staat vermeld in het Memoriaalboek).
“Ten westen hiervan vonden wij nog een geraamte met het gelaat naar het westen”.
(no. 15, Josephus Corduanier s.j., overleden 1 mei 1730 te Leeuwarden. Hij was werkzaam te Zierikzee tot 1695, te Leiden tot 1698, daarna weer te Leiden en in 1705 uit die plaats verbannen. Hij werkte drie jaar in Leeuwarden in de statie van de H. Willibrordus aan de Koornmarkt. Door Scholten op een los inlegvel in het Memoriaalboek vermeld; andere bronnen, w.o. “Frisia Catholica” nummer 1, vermelden Leiden als overlijdens- en begraafplaats).
“Nog westelijker, dus ter zijde van no. 9, vonden wij eindelijk nog een geraamte met het gelaat naar het oosten”.
(no. 16, Aloysius de Smet s.j., geboren 7 mei 1714 te Else in België. Hij trad in bij de paters Jezuïeten in 1733, werd priester gewijd in 1747 en was assistent (1739) en later van 1749 tot zijn overlijden op 19 september 1773 pastoor van de Bonifatiusstatie in Leeuwarden. Pater de Smet staat niet vermeld op enige lijst of publicatie. Hij is één dag voor de opheffing van de Sociëteit der Jezuïeten door Paus Clemens VIII, overleden en was de laatste Jezuïet die in Friesland heeft gewerkt).
“RD Westers verhaalde mij voor eenigen tijd dat hij bij gelegenheid der kerkverbouwing in 1846 twee doodshoofden had opgegraven en ze daarna weder in de kerk had bedolven. Tot dusver hebben wij die hoofden niet kunnen vinden, maar in alle geval is het nu zoo goed als zeker dat in ons oude kerkje minstens 18 lijken zijn ter ruste gelegd. Ik heb heden 11 Febr. 1880 genoemde geraamten in eene kist laten doen en ze begraven op ons kerkhof, midden op het terrein dat voor het begraven der gedoopten beneden 7 jaar bestemd is. Daar in het midden der onschuldige kinderen was, meende ik, de meest passende plaats voor het gebeente dier zoo hoogst eerbiedwaardige Sacerdotes, wier zielen zich nu zeker met die der onschuldige kinderen voor den troon Gods verheugen”.
(De kist met de stoffelijke resten van 18 priesters, paters Jezuïeten en wereldheren, werd geplaatst vlakbij de grafsteen van Susanna Beersma, overleden 11 februari 1835 in de leeftijd van 13 jaar. Deze grafsteen is heden ten dage nog steeds op het kerkhof aanwezig).
Het blijkt ontzettend moeilijk om van de eerwaarde heren de juiste begraafplaats aan te wijzen. Pastoor Scholten geeft in zijn verslag al enkele namen, de andere namen zijn in volgorde van jaartal opgenomen en kunnen dus verschillen. Op het losse inlegvel in het “Registrum Memoriale” heeft pastoor Scholten ook nog pater Regnerus Caspari s.j. (overleden in 1665) vermeld. Dit is echter niet juist: pater Caspari is bijgezet in het familiegraf van de Scheltinga’s in het kerkje van Dantumawoude.
Feit is en blijft dat de paters Jezuïeten op Ameland een stukje geschiedenis hebben nagelaten wat niet meer zo direct zichtbaar is. Het zou daarom wenselijk zijn dat er voor deze “vergeten werkers in de wijngaard van de Heer” een tastbare en blijvende herinnering zou worden opgericht in de vorm van een klein gedenkteken of monumentje. Dit stukje kerkgeschiedenis is tenslotte onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van het eiland.
HET OUDE R.K. KERKHOF AAN DE SCHOOLSTRAAT
Bij de meeste parochianen is bekend dat op het oude kerkhof aan de Schoolstraat en nabij de Ballumerweg tussen de jaren 1847 en 1913 vele parochianen begraven zijn. Uit de registers, die in bewaring zijn bij het gemeentearchief in Ballum, staan 301 overledenen vermeld waarvan 94 kinderen. Niet in dit register staan de namen van de priesters die in het oude schuilkerkje zijn begraven. We praten dan over de periode 1638 tot en met 1773. Dit zijn 15 paters Jezuïeten afkomstig uit Friesland en 2 wereldheren, beiden pastoor van Ameland geweest. Ook in het kerkje lag begraven Jonkvrouwe Maria Clara van Wytsma, een zuster van pater Idzert van Wytsma s.j. . Zij werd vier jaar na haar broer in 1686 naast hem begraven.
Pastoor Scholten schreef in zijn Memorieboek dat hij bij de herbegraving vanuit de oude kerk naar het toen nieuwe kerkhof, nog een doodshoofd en enkele botten had gevonden maar dat daarvan de herkomst niet meer was te herleiden en ook niet beschreven stond van wie dit zou kunnen zijn. Ze zijn echter wél mee begraven naar het nieuwe verzamelgraf.
Vanwege onderzoek voor een nieuwe publicatie over de zuster- en priestergraven in Friesland ná de Reformatie in 1580 lees ik momenteel de gehele serie Frisia Catholica, uitgegeven in de jaren 1937-1970. Daarin vele gegevens uit de Friese parochies en van de geestelijke stand. Daarin vind ik het overlijden en de begraafplaats vermeld van de Jezuïetenpater Petrus Scheltinga, geboren vóór 1618 te Leeuwarden, aldaar pastoor van de St. Bonifatiusstatie aan de Nieuwstad in Leeuwarden en daar ook gestorven op 20 december 1639 en begraven op Ameland. Het kan bijna niet anders zijn dan dat hij degene is die niet eerder is beschreven en waarop pastoor Scholten toendertijd geen antwoord wist. In het kerkje lag ook al pater Willibrord van der Heijden, de voorganger van Petrus Scheltinga in Leeuwarden die een jaar eerder was overleden. Twee redenen dus om pater Scheltinga te noteren als priester nummer 18 in het nog steeds bestaande verzamelgraf op de oude r.-k. begraafplaats, vlak onder de mooie lange steen van Susanna Beersma (vooraan, bijna direct achter de kampeerboerderij van de familie Brouwer, de huidige eigenaars van de voormalige kerk en pastorie aldaar).
Voor een uitgebreide beschrijving van de door pastoor Scholten opgegraven priesters verwijs ik naar het boek: “375 jaar St. Clemens Ameland”, uitgegeven in 2021.
Pastor H. Nota, juli 2024