Ameland en de watersnoodramp van 1953

Op 1 februari jl. was het 65 jaar geleden dat de watersnoodramp delen van Zeeland, West-Brabant en de Zuid-Hollandse eilanden trof waarbij ruim 1800 Nederlanders om het leven kwamen. In diezelfde nacht raakte op Ameland door de hoge waterstand badpaviljoen Steinvoorte zwaar beschadigd. Veel Amelanders weten dit maar minder bekend is de Amelander inzet tijdens en na de watersnoodramp in Zeeland. Zo was de Amelander Richard Veltman (1932) in dienst bij de commandotroepen in Roosendaal. Hij zou de ramp van dichtbij meemaken. Dit en de nasleep daarvan is hij zijn hele leven bij gebleven. Enkele dagen na de ramp vertrok vanaf Ameland ook de barkas met aan boord Amelander mannen die met de wederopbouw in Zeeland zouden helpen. Afgezonderd van de beschadigingen aan Steinvoorte is over de hulp van Amelanders weinig gedocumenteerd. Met dit artikel hopen we meer informatie te krijgen over welke Amelanders in Zeeland zijn geweest en waar ze hielpen.

Door Jacob Roep

Amelander commando ingezet bij de ramp

Richard Veltman is geboren op 5 juni 1932 in Buren. Hij is een zoon van Leen Veltman en Duifje Metz. Hij is opgegroeid bij zijn opa en oma Metz op een boerderijtje in Buren. In 1952 wilde Richard vervroegd in dienst treden. Hij kwam in het korps commandotroepen terecht. Daarvoor verbleef hij in de Commandokazerne in Roosendaal. De opleiding tot Commando is de zwaarste militaire opleiding die Nederland te bieden heeft. Richard vertelt over de watersnoodramp van zondag 1 februari 1953:

`s Nachts om een uur of twee kwam er een telefoontje van de burgemeester van Willemstad naar onze aalmoezenier, zij Richard Veltman als dienstplichtige bij korps commando'skenden elkaar, of wij een doorgebroken dijk aan het Hollands Diep wilden dichten. Er waren op dat moment maar een handjevol soldaten in de kazerne. (De meeste soldaten waren met weekendverlof, red.) Ik was de enige op de kamer en onze groep bestond uit een man of dertig. En mijn slapie beneden me was even de stad in. En die kwam terug en het was verschrikkelijk hoe de wind door de kazerne heen ging. De storm was zo krachtig dat hij kruipend over de grond door de poort moest en het wachthuisje was omgewaaid. Om twee uur ging de sirene en wij moesten van bed. Er werden twee militaire wagens gecharterd. We namen scheppen en zandzakken mee en zouden via Oud-Gastel, Stampersgat en Fijnaart naar Willemstad gaan. Ik zat gelukkig in de achterste wagen want de voorste was in een gat gereden. En een van onze jongens die Willemse heette, was bij de reddingswerkzaamheden in Heijningen verdronken. Die vonden we drie maanden later ergens onder het riet. Toen hebben we hem met militaire eer begraven.

Maar we zijn dus nooit verder gekomen en zijn onder een dijk bij een koeienstal gaan staan. Daar bleven we in afwachting op verdere orders. Om een uur of acht `s morgens deed ik de deur van de koeienstal open en daar kwam het water aan. En een uur later stonden de koeien al onder water. Ondertussen vroegen ze in de kazerne zich af waar we bleven en gingen ze ons zoeken. Ze hebben ons toen opgehaald en die middag gingen we naar Schouwen-Duiveland. We gingen eerst naar het havenstadje Bruinisse. We moesten met onze vrachtauto door het water. Bij Oosterland hebben we mensen gered. Toen we daar hadden geholpen, gingen we naar Nieuw-Vossemeer (West-Brabant). Er daar zaten mensen op het dak. We kwamen daar en de straten stonden al een paar meter onder water. We hadden een probleem, want hoe konden we die mensen van het dak halen? Gelukkig hadden we van die landingsbootjes bij ons. We bedachten om een touw te spannen zodat we ons daaraan konden vasthouden als we met die bootjes de mensen gingen halen en op de dijk brachten. En het was een rot weer! Hoe kregen we dat touw daar vastgebonden?

En toen was het vrijwilligers voor. Ik zie hem nog naar voren stappen, een sergeant van ons, was een boom van een kerel. Hij trok zijn kleren uit, bond het touw om zijn middel en zwom een heel eind. Hij maakte het touw vast. Zo konden we naar die mensen varen met de bootjes en hen van de daken afhalen. De kinderen gingen eerst. Ik herinner me dat het touw onder het water werd gedrukt door hooi en stro. Er lag een varken op het touw, waardoor we dat niet omhoog kregen. We waren vlakbij de kant en er zaten zo’n tien kinderen in het bootje. En toen drukten wij de voorkant van het bootje onder water. De kinderen waren zo bang dat ze mij om de hals vlogen. Gelukkig kon ik me nog aan de kant vastgrijpen anders zouden we door het water zijn meegesleurd. Nieuw-Vossemeer was het laatste wat wij gedaan hebben, toen was het al dinsdag.

Wat mij ook is bijgebleven is het dierenleed bij deze ramp. Ik was de enige boerenzoon in ons peloton. Op de weg liepen allemaal koeien met gespannen uiers. In de boerderijen zaten veel dieren opgesloten. Zij konden geen kant op. We hebben daar zo’n vijf dagen rondgezworven. Bij Bruinisse zaten we op een boot waar we onderdak hadden. Deze boot was geladen met bolletjes beschuit. Toen was er ook geen aanvoer van eten. We hebben dus twee dagen van bolletjes beschuit geleefd. 

In 2003 was het 50 jaar geleden dat de Watersnoodramp plaatsvond. Toen kreeg Richard ook een brief van de toenmalige premier Balkenende waarin hij voor zijn inzet en moed gedurende de ramp werd bedankt. Als blijk van waardering kreeg hij een onderscheiding en een boek met de verhalen van ooggetuigen van de ramp. Daarin staat ook een verhaal van zijn kameraden van het korps commandotroepen. De beelden van de ramp zijn Richard altijd bij gebleven. Hij heeft nog altijd een hekel aan storm.

Amelanders in actie na de ramp

Kort na de Watersnoodramp werden overal in Nederland acties opgezet om de noodlijdende bevolking in Zeeland bij te staan. Met toestemming van Wagenborg Passagiersdiensten en Rijkswaterstaat vertrokken Jelle Haaima en Klaas van der Zee uit Oostmahorn met de barkas ‘Ameland’ naar het rampgebied en Hein Keijer en Frans Loonstra deden dat met de barkas ‘Borndiep’. Voor Schiermonnikoog betekende dit dat de dienstregeling grotendeels veranderde. Dat namen de inwoners van Schiermonnikoog echter voor lief. Na twee weken kon Schiermonnikoog niet langer zonder een veerboot waarna de barkas Ameland terugkeerde. De Borndiep zou er nog een week langer blijven.

De ‘Ameland’ en ‘Borndiep’ waren de eerste boten die bij Ouwerkerk door het gat van de dijk voeren en met de Scheveninger vissers, die met hun vletjes de mensen uit hun huizen haalden, de bewoners naar veilige oorden brachten. Dinsdag 3 februari had de ‘Borndiep’ al 145 mensen geëvacueerd. Op woensdag nog eens 80 mensen en op weg naar Oosterland pikten ze veertien man uit een open marinesloep op die was vastgelopen en waarin de mensen in het gure weer acht uren hadden zitten te wachten op hulp. In een ander artikel van de Leeuwarder Courant vertelt Klaas van der Zee:’Vanaf de eerste dag stapte dominee Eldert Kuin 

Overstroomde gebieden in Zuidwest-Nederland bij de Watersnoodramp in 1953

bij ons aan boord en al die dagen is hij bij ons gebleven als “binnenloods”. Overdag ginngen we het eiland over om mee te helpen bij de evacuatie, om beesten te voeren in ondergelopen boerderijen en om de mensen te vervoeren naar de veerboten die de havens niet konden binnenlopen. In de dagen dat we op Duiveland waren, lagen we `s nachts met de boot in de tuin van de pastorie; we maakten de ‘Ameland’ vast aan een appelboom. Toen de drukte van de evacuatie aan kant was en er weinig meer te “verhapstukken” was voor de boten, is de ‘Borndiep’ ingedeeld bij het werk van de Rijkswaterstaat om de diepte te peilen van de dijksgaten. En de ‘Ameland’ werd bij de medische dienst voor het bergen en identificeren van de slachtoffers gebruikt. Tot grote opluchting van de beide mannen uit Oostmahorn, die anders in deze dertien dagen wel wat gewend waren geworden, is dat werk door anderen overgenomen.’

De barkassen hadden Zierikzee als standplaats. Naast de twee barkassen waren ook twee Zoutkamper vissersschepen van Jelte en Hendrik Toxopeus ingezet. De barkassen kwamen goed van pas vanwege hun geringe diepgang. De ‘Borndiep’ is ook op een avond door het gat in een dijk gevaren om een dukw (bevoorradingsvoertuig) te helpen die bij Oosterland was vastgelopen en door het opkomende water in problemen dreigde te komen. Toen de ‘Borndiep’ het dorp bijna was genaderd, brachten de mannen in roeiboten het bericht dat de dukw al vlot was. Op de terugweg moest de barkas enkele telefoonpalen omvertrekken, omdat men in de donkere nacht het gat in het telefoonnet niet terug kond vinden. Er was zoveel werk te verrichten dat in een artikel nog wordt opgemerkt ‘dat er voor wassen en scheren weinig tijd overbleef: gelukkig ontmoetten de mannen in de haven van Zierikzee het kabelschip ‘Poolster’. Aan boord waarvan zij zich eens behoorlijk konden verfrissen.’   Een aantal Amelanders op deze foto hebben ook in Zeeland geholpen bij de wederopbouw. Graag ontvangen we informatie welke Amelanders in Zeeland zijn geweest. Foto is van Jan B. Wijnberg

De wederopbouw in Zeeland zou nog jaren duren. Daarbij hielpen de volgende Amelanders: Freek Neij, Willem Smit, Botte Wijnberg, Engele de Jong, Klaas van der Meulen, Frank van Leeuwen en mogelijk nog meer eilanders. Veel Amelanders die in Zeeland hielpen, waren ook werkzaam als rijswerkers in Oostmahorn, Harderwijk en bij het zinkstukken plaatsen ten zuidwesten van Ameland. Het was fysiek zwaar werk wat redelijk werd betaald. Sommige Amelanders zijn ruim een jaar in Zeeland aan het werk geweest. Om de twee weken gingen ze een weekend naar huis, mits het getij gunstig was, want de boot voer nog op tij. De Amelanders aten met elkaar in een barak. De Amelanders verbleven op verschillende adressen in de buurt. Zo zat Willem Smit in de kost bij een vrouw in Werkendam.

Tot slot was de Amelander Piet Elgersma kampbeheerder in Zeeland. Door de woningnood waren veel mensen dakloos. Zij werden tijdelijk in kampen ondergebracht. Burgemeester Walda zou later het boekje ‘De Ramp’ met verhalen over de waternood uitreiken.

Steinvoorte zwaar beschadigd

Ook op Ameland heeft de storm aanzienlijke schade aangericht. Hotel Steinvooerte was door de enorme springvloed in zee Steinvoorte zwaar beschadigd in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953gestort. Reeds in de ochtend was de nieuwe serre in zee verdwenen. De Amelanders probeerden te redden wat er te redden viel maar tevergeefs. Uiteindelijk braken ze alles af om de zee voor te zijn. De inventaris kon deels worden gered. Hotel Scheltema liep niet direct gevaar. Daar kwam het water tot het betonnen pad.

Verder was ter hoogte van het tentenkamp bij Hollum een klein gat in de duinen geslagen. Er was zes à zeven meter door de zee verzwolgen. Er bleef nog zo’n zeventig meter aan duin over. In de Boerenpôlle, enkele stukken particulier aangemaakte buitendijkse grond, zijn een aantal schapen (de opgaven variëren tussen 50 en 100 stuks) verdronken. De duizend schapen die op het Noorderleeg graasden, kon nog op het nippertje worden gered. Verder stortte de oude boerenschuur van Bunicich in Hollum in en werd de directiekeet op het Zuidwest door de storm in elkaar gedrukt.

Badpaviljoen Steinvoorte zwaar beschadigd door watersnood 1953Badpaviljoen Steinvoorte zwaar beschadigd door watersnood 1953Badpaviljoen Steinvoorte zwaar beschadigd door watersnood 1953

De storm had grote schade aan hotel Steinvoorte aangericht

Zeeuwse delegatie naar Ameland

De zomer van 1959 was zo warm en droog dat op Ameland een tekort aan water was. Halverwege oktober stonden de koeien al op stal. De boeren hadden het moeilijk met de veevoervoorziening. Er was onvoldoende voorraad voor de winter. Toen de gewestelijke raad van het Landbouwschap Friesland van de Zeeuwse raad een aanbod kreeg om hulp te bieden, accepteerde men dat dankbaar. De uit Zeeland afkomstige zendingen hooi en stro hebben de Amelander boeren door de winterperiode geholpen.

In juni 1960 werd Ameland door een delegatie van het Landbouwschap Zeeland bezocht, bestaande uit zeven afgevaardigden uit heel Zeeland, die op uitnodiging van het Landbouwschap Friesland enkele dagen op het eiland verbleven. De delegatie werd in hotel Hofker ontvangen waar onder meer de Amelander gemeentesecretaris J.J. Visscher en het bestuur van de Amelander districtencommissie aanwezig waren. De heer G.J. Jager, voorzitter van Landbouwschap Zeeland, zei:”We weten dat we onze schuld uit 1953 nooit zullen kunnen aflossen. Maar we zijn blij, dat we in elk geval dit hebben kunnen doen.” Hij stelde voor om tot een meer geregeld contact tussen de Friese en Zeeuwse boeren te komen. De heer D. Ruijgh, voorzitter van de Amelander districtencommissie sprak namens de boeren van Ameland zijn dank uit voor de hulp die men van de Zeeuwen had ontvangen. Tot slot maakte het gezelschap nog een excursie over het eiland, zo valt in een artikel uit de Leeuwarder Courant te lezen.

Heeft u meer informatie over de personen op de foto’s? Weet u welke Amelanders nog meer in Zeeland zijn geweest? En waar ze hebben geholpen? Stuur een mail naar info@amelanderhistorie.nl

Met dank aan Pieter Jan Borsch, Jaap Bruin, Jan A. Blaak, Allard Elgersma, Gretha Werkman-Neij, Richard Veltman en Jeanet de Jong voor de informatie en foto’s.

Dit artikel is afkomstig uit een eerdere uitgave van magazine De Amelander en is met toestemming van de redactie geplaatst. © De Amelander

VRIENDEN WORDEN

Word vriend van Amelander Historie! U ontvangt iedere maand onze historiekrant en krijgt een gratis e-book cadeau! 
 
 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle. Bekijk de voordelen:

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>