Ameland heeft er in een klap twee musea bij
Ameland is twee musea rijker. Woensdag 16 november werd in Buren het wolmuseum geopend en in Nes de oliemolen. Nu zijn beide locaties niet nieuw, maar de invulling is dat zeker wel. Het wolmuseum is een nieuw onderdeel van landbouw- en juttersmuseum Swartwoude. De oliemolen is aangebouwd bij de korenmolen Phenix.
Het wolmuseum is eigenlijk een initiatief van Yvonne Spoelstra en Diana Edes. Zij wilden het wol van de Amelander schapen op het eiland verwerken en lanceerden hun idee bij directeur William Beijaard van de STAM (Stichting Amelander Musea). Die had er wel oren naar want, zo vertelde hij, het museum had een nieuwe impuls nodig. Toen in Roden een spinnerij te koop kwam hoefde men op Ameland niet lang na te denken. Het naar het eiland halen van de machines was de eerste stap, de herinrichting van het uit 1991 daterende gebouw de volgende. In januari van dit jaar werd begonnen met het leeghalen van het pand. De jutterscollectie werd ontzameld en wat er overbleef ging naar de schuur achter het gebouw. Die verhuizing was nodig omdat voor de wolmachines de gehele oppervlakte op de begane grond nodig was. Alvorens het zover was onderging het museum een complete metamorfose. Bedrijven en veel vrijwilligers zijn maanden bezig geweest met onder meer het aanleggen van een nieuwe vloer, schilderen, het plaatsen van de machines en het inrichten van de winkel. Op zolder is een expositieruimte ingericht en ook duurzaamheid staat hoog in het vaandel, want op het dak zijn veertig zonnepanelen aangebracht.
Daarna kon worden begonnen met het experimenteren van de wolmachines en in juni kon het museum open voor het publiek. Dat de mensen de weg naar de nieuwe attractie weten te vinden is inmiddels gebleken, want al 1400 bezoekers hebben de kassa gepasseerd. Dat is evenveel als in 2019, het laatste jaar voor corona. En dat kunnen er meer worden als het assortiment in de winkel wordt uitgebreid met eindproducten.
Voorzitter Meinte Bonthuis van de Ouwe Pôlle, de stichting die het museum beheert, memoreerde de eerste steenlegging door Doortje Molenaar. “Zij, en de laatste bewoners van de museumboerderij Gerben Boelens en Rintje Hofker, zouden trots zijn als ze zien wat hier allemaal gebeurd is.”
Wethouder Piet IJnsen verrichtte de officiële opening op deze heugelijke dag, want zo stelde hij, “waar maak je het mee dat op een dag twee musea worden heropend. Hij concludeerde dat de investering in deze ‘prachtig mooie machines’ een goede is geweest. Ook prees hij de samenwerking met de schapenhouders.
Even later mocht burgemeester Leo Pieter Stoel de oliemolen in werking stellen. Dat deed hij op historische grond, want het is 400 jaar geleden dat octrooi is aangevraagd om op deze plek een molen te bouwen. En ook hij stak zijn tevredenheid over het bereikte resultaat niet onder stoelen en banken: “Wat staat hier een mooie molen. Hoe slim is dit gemaakt, respect voor het beroepsonderwijs.” Hij huldigde de samenwerking tussen de molenaars van Hollum en Nes en hij wees op het belang van de musea als slechtweervoorzieningen.
Voorzitter Wim den Hartogh van Vrienden Van Amelander Korenmolens vertelde dat met de nieuwbouw een langgekoesterde wens in vervulling is gegaan. Deze enige grondzeiler van Friesland is sinds 1984 weer toegankelijk voor het publiek, maar was eigenlijk te klein om in bedrijf te zijn en tegelijkertijd open te zijn voor publiek. Een eerder plan om de molen op te hogen ging niet door. In plaats daarvan is in het duin naast de molen een nieuw gebouw verrezen met daarin de oliemoleninstallatie en een winkel. Het uitgraven was een spannende periode, bracht directeur Beijaard in herinnering; zou de constructie de molen houden tijdens stormen en hoe krijg je een twee ton zware installatie bij de hellingbaan naar beneden?
Afgelopen zomer is de nieuwbouw in gebruik genomen en sindsdien wordt er niet meer alleen rogge gebroken, maar ook olie geslagen uit kool- en lijnzaad. Met succes, want er zijn al duizend flesjes koolzaadolie verkocht. Daarnaast is het de bedoeling dat de molen komend jaar komt met een eigen cosmetische productlijn, met onder meer zeep.
De winkels zijn ingericht volgens het concept van de winkel in molen de Verwachting in Hollum. De bedoeling is dat ook de andere musea op Ameland een soortgelijk verkooppunt krijgen.
De molen werd in 1833 gebouwd door de familie Boelens en kreeg de naam De Hoop mee. In 1880 werd de constructie door de bliksem getroffen. In datzelfde jaar kwam er een opvolger die de toepasselijke naam Phenix (uit de as herrezen) kreeg. Sinds 1972 raakte de molen in verval en acht jaar later kocht de gemeente het bouwwerk van de laatste molenaar Tjeerd Boelens.
Gedeputeerde Avine Fokkens kon niet aanwezig zijn bij de openingen. Schriftelijk liet ze het volgende weten: “Bezoekers kunnen in deze beide prachtige locaties op bijzondere wijze kennis maken met de Amelander gebruiken en tradities. De projecten hebben op het eiland zelf gezorgd voor samenwerking, versterking van bestaande netwerken en bewustwording van de leefomgeving. Allemaal ingrediënten die de leefbaarheid vergroten en bijdragen aan de inclusieve samenleving: iedereen doet mee. Beide projecten zijn een aanwinst voor het eiland. Lokwinske!”