De elektrificatie van Ameland
LEEUWARDEN - HARLINGEN - NES, (AMELAND - 1918)
Dit is een traject waarvoor geen spoorkaartje is te verkrijgen; was dit wel zo; dan behoefde ik geen artikeltje te schrijven voor ons maandblad ‘De Las’. De elektrificatie van Ameland was van dien aard dat er verandering moest komen; in Hollum en Ballum had men wisselstroom en in Nes gelijkstroom. Wanneer Hollum Nes moest bijstaan in de stroomvoorziening, dan werd in Nes een gelijkstroomdynamo aangedreven dooreen wisselstroommotor, welke stroom ontving vanuit Hollum. Vandaar dat er een nieuwe centrale' gebouwd werd te Nes, waar straks 6 Dieselaggregaten opgesteld kunnen worden voor de stroomvoorziening van het gehele eiland.
Voordat de bestaande aggregaten in Hollum en Nes hierin opgesteld konden worden, moest men eerst een Dieselaggregaat opstellen welke de gehele stroomvoorziening over kon nemen. Dit Dieselaggregaat een ‘Deutsche Werke Kiel’- motor van 240 pk, welke een,dynamo aandrijft van 400 volt en 223,5 A kan leveren, stond, reeds een Jaar te wachten in de centrale te Leeuwarden om naar Ameland vervoerd te worden. Men was nu met de nieuwbouw te Nes zover gevorderd, dat dit vervoer plaats kon hebben, jammer was, dat dit nu moest gebeuren, daar de weersomstandigheden in de herfst nu niet zo bevorderlijk zijn voor een dergelijk zwaar vervoer over zee.
Maandag 6 oktober werd de 20 tons aanhangwagen met de 14.000 kg zware Dieselmotor met zijn trekker, de trouwe "Studebaker", alsmede een andere vrachtwagen met materialen. en gereedschappen geladen op een 175 tons zolderschuit van de Fa. Kooyman te Harlingen. Vanwege het getij kon niet eerder dan de volgende dag afgevaren worden. Met belangstelling hadden wij reeds naar het sleepbootje gekeken, welke ons over zou brengen en voor ons zelf hadden wij al uitgemaakt, datwanneer wij meegingen, het veiliger zou zijn op de zolderschuit dan in het notendopje.
Toen wij, Jelle en ik, dan ook des anderen daags in Harlingen kwamen, werd ons medegedeeld dat de ‘Henderika’ het niet kon doen; het moest veel stiller weer zijn. De 40 pk motor kon het niet trekken, dus maar een dag uitstellen.
De weersberichten waren van dien aard dat wij des Woensdags vol moed naar Harlingen reisden, maar o wee, al weer pech. De Henderika kon het nog niet doen. Wanneer dan wel? was onze vraag. Wij adviseerden: Zie maar een andere sleepboot te krijgen, anders komen wij er dit jaar niet meer. De uitvoerder van de Fa. Kooyman ging hier toen toe over en een klein half uurtje daarna zagen wij een mooi sleepboot de haven binnen varen. Het ging echter onze "bak' voorbij en even later weer, maar nu met 4 bakken met steen bestemd voor Hollum-Ameland.
Toen deze ons gepasseerd waren kwam de uitvoerder terug met het bericht dat de "Pax" het zou doen; dit bleek evenwel dezelfde sleepboot te zijn als die ons gepasseerd was. Wat bleek nu? De kapitein van de ‘Pax’ was op eigen risico uitgevaren met de 4 bakken, zonder het kantoor hiervan op de hoogte te brengen. Ook deze sleepdienst ging dus weer over.
Tenslotte zijn wij maar weer naar Leeuwarden gegaan in de hoop dat het morgen maar goed weer mocht wezen of een sterkere sleepboot. In ieder geval zouden wij des middags een telefoontje hebben hoe of de zaken stonden. Dit kwam inderdaad, met de heer Kooyman aan de lijn, die ons mededeelde dat er morgen gevaren zou worden.
Op onze vraag of men geslaagd was zei de heer Kooyman: Ja zekerde Henderika doet het!
Donderdagmorgen, harde wind, vooral langs de Waddenkust, zo luidde bet weerbericht. Met lood in de schoenen reisden wij af naar Harlingen. Toen wij om 8 uur aankwamen was alles reeds klaar voor de start en binnen 5 minuten voeren wij reeds de haven uit met de beste wensen van de collega-baggerschippers, die in de haven bezig waren, verder maakten zij de bekende beweging aan ons adres, voor hun die wel last van zeeziekte hebben.
Wat dat betreft, zover is het met ons niet gekomen; het ‘qwarjen’ bleef uit.
Toen wij buiten kwamen kregen wij eerst een voorproefje, er stond een sterke stroming en de wind op de zij van de bak, zodat het gevaarte aardig begon te schommelen. Een voordeel was, dat wij het aggregaat met 8 spankettingen vast gezet hadden op de aanhangwagen en de Fa. Kooyman had alles stevig vastgesjord aan de bak zelf zodat dit wel een geruststelling voor ons was, maar het boveneinde van de motor schommelde ongeveer 1 meter heen en weer, zodat de stopping onder de motor nog al eens een krakend geluid deed horen. Nadien kregen wij voor de wind, zodat de ‘Henderika’ het deed; het enige voordeel op deze reis.
Na enige uren varen kwamen wij echter bij het moeilijkste punt ‘De Abt’ welke wij passeren moesten. Tot ongeveer de hoek bij Hollum; hier kregen wij de sterke stroming van de opkomende vloed en een sterke zijwind. De ‘Henderika’ had het hier zwaar te verduren en schoot niet veel op.
Onze bakschipper moest overkomen naar de Henderika, want er moest bijgetankt worden en de motor moest gesmeerd worden; veel plezier heeft hij hier niet van beleefd, want toen hij boven kwam zag hij naar onze mening erg wit om zijn neus, vanwege de draaiende tol. Toen het ergste geleden was, zaten wij langs de kust van Ameland en was de wind ook weer beter; Weldrakwam Nes in het gezicht, maar de pier was niet te onderscheiden, omdat deze onder water stond. Ondertussen hadden wij 6 uur gevaren voor wij voor de pier kwamen te liggen en genoodzaakt waren enige uren te wachten op de waterstand die wij nodig hadden voor het lossen van de wagens. De wind was nog meer toegenomen, zodat wij eerst naar Nes gingen (met het busje vanwege het water), om onze P.E.B. collega’s te begroeten. Deze waren zeer verbaasd dat wij er aankwamen en konden niet begrijpen dat juist de slechtste dag van de week uitgezocht was voor de overtocht;in ieder geval waren zij blij dat wij er waren,dit betekende immers de groei van de nieuwe centrale nu, de Dieselmotor er was.
Toen tegen 5 uur de wagens gelost konden worden, alhoewel de bak nog niet gelijk was met de pier, was het personeel van de Rijksveerdienst zo bereidwillig om met het hun beschikbare materiaal ons mede te helpen lossen, zodat wij reeds vrij spoedig met onze trein gereed stonden op de pier. Voor het donker werd was reeds een plaatsje gevonden in de nabijheid van de nieuwe centrale. Deze staat echter ongeveer 100 meter van de verharde weg af en de nieuwe weg daarheen was nog niet geheel klaar,zodat wij het hele geval over een zandterrein moesten vervoeren.
Vrijdagmorgen, werd begonnen met het 'afladen van het aggregaat. De Fa. Kolk was 'hierbij behulpzaam en toen bleek dat het geheel een ‘zwaar’ geval was. De meegebrachte grondspitten voor het vastzetten van de lieren konden het niet doen; zij vlogen de grond weer uit zodat er palen in de grond gezet werden en op een meter diepte een dwarsbalk er voor langs lag. Deze hielden het en weldra stond hij van de wagen af. Toen de lange rit over het zand, het gesjouw met de ijzeren platen de eiken posten enz. Maar om 12 uur had hij de hoek te pakken en om 6 uur hadden wij het geval onder dak in de centrale.
Ondertussen hadden wij de aanhangwagen en de trekker weer op de bak gebracht en dit bleek een voordeel te wezen, omdat er des anderen daags geen voldoende water stond en het dus onmogelijk was hem te laden met die waterstand. Volgens ingewijden was het ‘dooie tij’ en Oostenwind.
Voor de zaterdag bleef voor ons over het op zijn plaats brengen van de Dieselmotor. Dit ging ook nog betrekkelijk vrij vlot en het was zaterdag en om half twee ging de boot. Wij wilden wel naar huis. Het was dan ook ongeveer 11 uur dat het Dieselaggregaat zijn nieuwe bestemming had gekregen.
Vlug alle gereedschappen en materialen nog bij geladen op de vrachtwagen en toen naar de pier om hem op de boot te laden. Maar hiervan was geen sprake, het water was nog veel te laag, minstens 60 cm beneden de pier. Dus na het eten nog maar eens proberen. Om 1 uur was het 30 cm opgekomen, dus maar proberen. Wij hadden ook nog een afstand van 60 cm te overbruggen vanwege de meerpalen; de laadposten van de Fa. Kooyman deden het, maar kraakten wel.Maar de wagen was op de boot; even nog in het verlengde van de bak en alles was voor ons afgelopen op Ameland.
Wij konden meteen overstappen op de Rijksveerdienstboot, welke meteen afvoer. Uit voorzorg ging nog een 2e boot mee, omdat men vreesde voor het vastzitten van de boot en dan kon deze als opdrukker dienst doen. Dit bleek juist te zijn, omdat wij inderdaad hebben vastgezeten met de boot.
De sleepboot Henderika kon nog niet direct vertrekken, want deze lag ook nog vast aan de grond; men vertelde ons dat zij hem hadden losgekregen met de lier van de bak. Zoals de verwachting al was kon men niet zo vlug meer de Abt over komen met hoog water zodat men de halve nacht doorgebracht heeft op het Wad. Tegen 3 uur des morgens is men weer vertrokken en om 7 uur des Zondagsmorgens was men in de haven van Harlingen.
Maandagmorgen om 8 uur waren wij weer present in Harlingen en even nadien op de terugreis naar Leeuwarden.