De kerken van Hollum (3)
De vierde kerk
De vierde en tevens huidige kerk heeft een lange geschiedenis doorstaan, een geschiedenis van hoogte- en dieptepunten. De oorspronkelijke kerk zal in de 14e eeuw gebouwd zijn maar de verschijningsvorm van de huidige kerk is toch van latere datum. Verbouwingen, wellicht restauraties, hebben van de oorspronkelijke kerk een kerkgebouw gemaakt dat een latere bouwtijd suggereert. Maar daar is dan ook een verklaring voor.
Met een lengte van 37 meter is deze kerk veel langer dan haar voorgangsters, ook de breedte van 11,60 meter is beduidend meer. De kerk is in zijn oorspronkelijke uitvoering opgetrokken van zware baksteen met een afmeting van 32 x 15,5 x 9,5 cm welke uit de 14de eeuw kan worden gedateerd. Deze baksteen is nog te vinden in de noordgevel van de huidige kerk. Oorspronkelijk dateert de huidige kerk dan ook uit die tijd. Na verwoesting door de Watergeuzen in 1569 is de kerk pas hersteld in 1678. De zuidgevel zal geheel verwoest zijn geweest daar deze gevel thans is opgemetseld van de latere Friese kleinsteen, maar dat zijn vermoedens. Ds. Johan Wilhelm Burger predikant in Hollum en Ballum van 1772 tot 1786 schrijft onder andere het volgende over deze periode:
‘Hollum is voorzien van eene zeer groote Kerk en toren, gebouwd in den jaare 1678, waarfchijnlyk uit de ruïnen van het oude Klooster Foswerd, alhier door de Familie van Kamminga, in den jaare 1109, gefticht. De kerk is voorzien van drie zwaare koperen kroonen tot den avonddienst. Ook is de zwaare vierkante toren, die tot een baken in zee dient, voorzien van eene zware klok en een uurwerk.’
Inmiddels is bekend dat deze kerk niet in 1678 is gebouwd en zeker niet op de ruïne van een oud klooster, maar in 1678 werd de kerk, die in 1569 door de watergeuzen werd ’verwoest’, geheel hersteld. Daarbij rijst de vraag of de oude kerk in die ruim honderd jaar niet voor de eredienst kon worden gebruikt? Zo is in 1626 een nieuwe klok in de toren geplaatst. In dat jaar moet de kerk nog een ruïne zijn geweest. De toren was niet door de watergeuzen beschadigd. In ieder geval was de dorpsklok in dagelijks leven van belang voor de bewoners van het dorp. Vooralsnog blijft de vraag of de kerk na het bezoek van de Watergeuzen ‘provisorisch’ is hersteld zodat er toch erediensten gehouden konden worden. Nee dus!
Uit de archieven van het Nedergerecht blijkt dat er na 1569, na het bezoek van de Watergeuzen, een ander kerkelijke ruimte in gebruik werd genomen. In de proclamaties van de genoemde archieven, genoteerd door ds. Van Dijk, lezen we:
Kerkvoogden van Hollum verkopen oude kerck (11.02.1680) , naastleggenden : Ten Z. den Scoole, ten N. 't Kerckhoff met een armhuisje dat gekocht wordt door Tys Christoffels.'
Er is dus een koopakte uit 1680 waarin de verkoop van een oude kerk is beschreven. Dit kerkje heeft dus aan de zuidzijde van het kerkhof in Hollum gestaan. Tevens wordt melding gemaakt van een school ten zuiden van het oude kerkje. Dit kerkje is dus ruim honderd jaar gebruikt voor de eredienst en kon na de herbouw in 1678 van het kerkgebouw op de begraafplaats worden verkocht.
De oorspronkelijk uit de 14e eeuw daterende kerk heeft een dakconstructie van gemetselde kruisgewelven gehad waarvan de aanzettingen in de wanden nog zichtbaar zijn. Kruisgewelven werden volgens de gotiek toegepast en dat is ook bij deze kerk verdedigbaar. De Noordelijke gotiek gaat terug tot het jaar 1450, dus de 13e eeuw. Zoals vermeld, werd de kerk in 1678 hersteld waartoe ds. Cornelis Schellinger de aanzet heeft gegeven. Hij was, zoals zijn naam al doet vermoeden, van Terschelling afkomstig en was als dominee van 1672 tot 1683 op Ameland werkzaam. Op 14 december 1678 werd de kerk op plechtige wijze ingewijd. Tegelijk met deze herbouw werden ook de glazen ramen met wapens en namen van de Burgemeesters, Volmachten en Vroedslieden van alle drie dorpen op Ameland in de vensters geplaatst. Een zestal ramen met het jaartal 1679 bevinden zich in het Scheepvaart museum te Amsterdam. Het aantal beschilderde ramen moet oorspronkelijk 36 hebben bedragen. Zo had elk dorp een bestuur bestaande uit 2 burgemeesters, 2 volmachten en 8 vroedslieden dus in totaal 12 personen.
De zeer fraaie geschilderde ramen moeten de kerk een bijzonder fraai aanzicht hebben gegeven. Helaas, zijn ze in de ‘Franse tijd’ uit de kerk genomen om te voorkomen dat ze vernield zouden worden. In een tijd waarin alle herinneringen aan de feodale tijd moesten verdwijnen. Dankzij Cornelis Pieter Sorgdrager weten we ook hoe dat is gegaan. Hij vermeldt het volgende:
‘donderdag den 19 April 1798 tans wierden de Geschilderde glazen , Ouwe gedenkstukken uit de kerk weg genomen. Wij leven tans in een benaude tijd en durven niets zegge.’
Enkele dagen eerder namelijk op zaterdag 14 april 1798 hebben Driewes Keimpes en Gerben Jansen de wapens die boven de Heersstoel waren geplaatst, evenals het hekje bij de preekstoel en ook de hekjes voor de Heersbanken weggenomen.
Een afbeelding van een gebrandschilderde raam uit de kerk.
Nog even over de klokkengietplaatsen. In de toren werd op ruim 1 meter diepte een tweede klokkengietplaats gevonden welke uit de 16e of 17e eeuw is gedateerd. Deze gietplaats bestond uit een bakstenen cilinder waarop een kern van klei rust. Binnen deze cilinder lag op een diepte van 80 cm een laag houtskool.
Op een gemetselde fundering wordt met klei het model van de klok gemoduleerd. Daarop wordt een laag was aangebracht en als dit droog is wordt daarover weer een laag klei aangebracht. Als de klei is gedroogd, stookt men in het stookgat een vuurtje zodat de waslaag smelt en eruit loopt. Dan wordt de zo ontstane ruimte tussen de lagen klei gevuld met vloeibaar brons. Als het brons is afgekoeld, breekt men de kleilaag weg en kan men de bronzen klok van het fundament halen waarna deze wordt bijgewerkt. Daarna wordt er een tekst op de klok gesoldeerd.
Het principe van een Klokkegietplaats
Dankzij Cornelis Pieter Sorgdrager is bekend wat er op deze klok heeft gestaan. Hij heeft namelijk in 1779 de onderstaande tekst genoteerd:
‘den klok is onder in zijn dijameter groot 3 voet 3½ duim en van binnen hoog of diep 2 voet 7 duim. Op de bovenste regel; van de klok staat Petrus A Cammingha vrij ende erfheer van Ameland 1626 op de onderste regel; staat Haije Cornelis, Jan Jacobs, Gabbe Poulus, Sipke Jansen, Tsibbe Douwes, Dûlke Douwes en onder de namen staat een wapen.’
Hieruit blijkt dat de klok inderdaad uit de 17e eeuw dateert.
Op maandag 5 november 1787 werd een nieuwe klok in de toren aangebracht. Deze klok heeft op 6 november voor de eerste maal geluid. De klok weegt 1088 ll en is daarmee 154 ll zwaarder dan de oude klok. Op deze klok staat de volgende tekst:
‘meficet Christiaan en Jan Seest Amstelodami Anno 1787
Wybrand Nannes, Wijbert Zouw, Folmagten, Hans Barf, Jan Gerbrand Burgemeesters van Hollum’.
En op de andere kant (oostkant) van de klok de tekst:
Willem de Vijfde Prince van Oranje en Nassau.Vrijheer van de Souvereijne Erfheerlijkheid Ameland enz.
Met daaronder een wapen. Dit zal dan het wapen van stadhouder Willem V zijn geweest. In de Franse tijd, namelijk op 22 juni 1798, werd dit wapen en de naam van de prins eraf gekapt, net zoals veel andere gedenkstukken uit de oude tijd toen zijn vernield.
Tekeningen gemaakt door Jacobus Stellingwerf in 1723, bovenste foto heeft het onderschrift ‘De kerk bij Nes op Amelant’ en de onderste foto heeft het onderschrift ‘De kerk te Hollum op Amelant’ . Indien dit inderdaad de kerken op Ameland zijn dan zal de bovenste tekening niet van de kerk van Nes zijn maar die van Hollum en de kerk op de andere tekening die van Nes.
Het is bekend dat Stellingwerf heel veel fraaie tekeningen heeft gemaakt die van historisch belang kunnen zijn maar helaas is vaak de documentatie niet correct. Stellingwerf maakte de tekeningen in opdracht en kreeg de gegevens van zijn opdrachtgever. Dat zal dan ook wel het probleem zijn.
Tot slot nog een belangwekkend detail. Dr. Paul N. Noomen heeft voor de stichting Ouwe Polle Ameland een lezing verzorgd met als onderwerp de Magnus verering in de oude tijd. In een boek van Upcke van Burmania, dat tussen 1597 – 1604 is geschreven, wordt de Friese Adel uitgebreid beschreven. Het boek geeft aan hoe de oude Friese Adel is ontstaan en ondanks verschillende onlusten, waaronder de Adelsvete, zich zal blijven manifesteren en inzetten voor het land. Dr. Paul N. Noomen schrijft dat de waarde van het boek in het vlak van de mentaliteitsgeschiedenis ligt en moet worden gezien als uiting van de Friese Adel zich aan te passen aan de veranderingen die rond het jaar 1600 plaatsvonden. Dit stukje tekst eindigt met het volgende:
Deze copie is door ons, notarissen, geausculteerd en gecollationeerd met het origineel, geschreven in het psalmboek van de kerk van de heilige Magnus in Hollum op het eiland Ameland en komt daarmee van woord tot woord overéén. Bornis, Gaathye Peters.
Dit was de eerste tekst over de Magnuskerk op Ameland waar de standplaats werd genoemd.
Ook in het testament van Ritscke Jelmera van 17 januari 1450 schenkt hij aan:
‘Sinte Magnus zyn Patroen hir ter kerkce drie en een half schild‘
Later komen we in de testamenten van de familie van Cammingha de Heilige Magnus niet meer tegen, maar is de kerk van Hollum aan ‘Onze Lieve Vrouwe’ gewijd.
In het sacramentboek uit de 11e eeuw van het Klooster Echternach is de kerk van Hollum vermeld:
‘ in Wicsile II (duo) ecclesie, in Ambulon I (una) ecclesia, Holvurt illa ecclesia-’
Dus twee kerken op Terschelling, een kerk op Ameland en een kerk in Holwerd. Maar als de kerk van Hollum eerder was gewijd aan de heilige Magnus dan moet de kerk ouder zijn dan de 11e eeuw. Magnus moet geleefd hebben in de 3e eeuw en is bekend geworden als de vaandrager van de Friezen. Voor meer informatie: zie de beschrijving van Drs. Paul N. Noomen over het Burmania-boek.
Vooralsnog kan worden aangenomen dat hetgeen in de 11e eeuw wordt vermeld zich 3 eeuwen eerder heeft voorgedaan. De eerste kerk van Hollum dateert daarmee uit de 8e eeuw en om preciezer te zijn uit het jaar 770. Toen ook de kerk van Dokkum werd gesticht.
Hetgeen in deze drie artikelen kort is beschreven, is een omvangrijk stuk geschiedenis van Ameland. Dit was mogelijk dankzij de heren: Gerrit Elzinga, H. Praamstra en Paul N. Noomen met aanvullende informatie.
Douwe de Boer 1998 nov. 2013 herziening okt. 2017 aanvulling.