Een reconstructie van een winterse tocht in 1947
Onlangs kreeg ik via Jacob Roep, de beheerder van Amelander Historie, een briefje onder ogen. Het briefje was gericht aan Epke van der Geest (1905-2003). Zijn kleinzoon Marcel was het getypte briefje tegengekomen in de bescheiden van zijn grootvader. Het briefje was blijkbaar door of namens burgemeester R. Walda (1897-1983) opgesteld.
Inhoud van het briefje
De inhoud van het briefje zonder datum luidt als volgt: “Ter herinnering aan de wandeling over het ijs van Holwerd naar Ameland op 15 maart 1946, bieden ondergetekenden uit erkentelijkheid U dit souvenir aan.” De ondergetekenden waren Mevr. Th. van den Brink-Scheltema, R. Walda, Tj. Metz en S. Visser. Het aandenken was een asbak gemaakt van een huls uit de voorbije oorlog. Bevreemdend was dat ook in de winter van 1947 een dergelijke tocht was gelopen en nog wel op dezelfde datum. Dat vroeg om een onderzoek en daarom eerst de winter van 1946 onder de loep genomen.
De winter van 46
Deze winter blijkt uit een aantal verslagen en berichten een normale winter te zijn geweest. Voor het overlopen is juist een strenge winter nodig om aan een betrouwbare ijsvloer te komen. Het weerbericht op 4 maart meldde lichte dooi met langs de kust een krachtige oostenwind die naar het zuidoosten zal ruimen. Ook was er een kans op sneeuw. Door het vorstige weer bleef de sneeuw dagenlang liggen. Voor de vijftiende maart werd een temperatuur verwacht van 1 tot 3 graden boven nul voor overdag. Dat alles vormde geen omstandigheden die een ijstocht naar het eiland mogelijk zouden maken. Toch passeerde die dagen iets anders dat zeker opviel. Tijdens een storm in de nacht van zaterdag 2 maart verloor een sleep twee boten. De sleep was onderweg van Borkum naar Wilhelmshafen. De losgeslagen artillerieboten strandden bij pl. 25. Daar kwamen de boten hoog op het strand terecht waar geen reddingboot er bij kon. Maar nergens verhalen over ijzig winterweer en legendarische ijstochten. Dan maar eens naar de huls geïnformeerd. En wat blijkt: in de huls staat als datum 15-3-47 gegrafeerd. Hendrik Hofker kreeg in 1947 ook zo’n huls van de burgemeester als souvenir cadeau. Ook hier was het een blijk van dank voor een behouden tocht over het dichtgevroren wad. Dat was dus in de barre, lange en roemruchte winter van 47.
De boven- en onderkant van de asbak
Het weer in maart 47
Op 7 maart viel veel sneeuw en de wind zorgde dat de wegen in het noorden van Nederland onbegaanbaar werden. Op het wad kwam een laag sneeuw van zo’n 30 cm te liggen met als complicerende factor een dun ijslaagje op het dikke sneeuwdek. Een waterstandverhogende wind had de ijsvloer aangetast en verzwakt. Regen bij enkele graden vorst op 13 maart verergerde de situatie nog meer.
Het aanvoeren van levensmiddelen per slee was nu onmogelijk geworden. Na overleg met de bakkers kon de Distributiedienst meedelen dat er tot 1 april genoeg meel op voorraad was. De zuivelfabriek te Hollum wilde om de voorraad kaas te minderen elke Amelander een kilo kaas geven. Maar het Hoofdbedrijfschap voor Zuivelproducten stak daar een stokje voor.
De verslechterde omstandigheden op het wad stonden evenwel garant voor zware oversteken.
Datum op zijkant van asbak van Epke van der Geest
Een reconstructie
’s Morgens vertrokken oost van de Kooiplaats de schippers Epke van der Geest en Hendrik S. Hofker (1896-1981). Ze waren door burgemeester R. Walda gevraagd hem vanaf de pier van Holwerd over het ijs naar Ameland te brengen. De beide mannen waren al een eind onderweg toen er weer twee overlopers vertrokken. Dat waren Gerda Metz en haar oom Dirk Dirks Metz (1901-1983). Zij waren op pad om Gerda’s vader Tjeerd Dirks Metz (1896-1973) af te halen. Gerda en oom Dirk hadden ook een zware tocht doordat ze door het dunne laagje ijs zakten en door de dikke laag losse sneeuw moesten ploeteren. De pier kwam slechts langzaam dichterbij en ze troosten zich met het vooruitzicht van het uitrusten en uitblazen op de pier.
Op de pier was inmiddels Tjeerd Metz aangekomen. Daar was ook Antoon (Toon) Kiewied (1928-1986) van de Kooiplaats om over te lopen. Zij sloten zich blijkbaar aan bij het groepje onder leiding van Van der Geest en Hofker. De groep bestond verder uit Mevrouw Th. van den Brink-Scheltema (1902-1993), burgemeester R. Walda en S. Visser.
Ze trokken samen het ijs op en kwamen daar na verloop van tijd Gerda en oom Dirk tegen die het uitrusten op de pier wel konden vergeten. Er volgde een moeizame tocht voor de deelnemers. Op aanraden van Toon staken ze verspreid de geulen over waar het ijs met de lopers meegolfde. Eenmaal op Ameland aangekomen haastte ieder zich naar huis. Thuis hoorde Gerda even later dat de burgemeester overlopen had verboden.
Een groep militairen sloeg later op de dag het verbod in de wind en kreeg van de burgemeester in Nes de wind van voren. Die donderbui markeert het einde van de vele oversteken.
Bronnen
- Briefje uit 1947 gericht aan Epke van der Geest.
- Schriftelijke mededelingen van Jacob Roep en Marcel van der Geest.
- Mondelinge mededelingen van Mevrouw G. Twickler-Metz.
- Mondelinge en schriftelijke mededelingen van Tjip Hofker.
- Mondelinge en schriftelijke mededelingen van Mevrouw G. Stuut-Hofker.
- IJsverslagen 1945/1946 en 1946/1947.
- Bar en Boos Drs. J. Buisman.
- Nieuwe Dokkumer courant/Streekarchivariaat Dokkum.
Door André Staal