Het zeemansleven van Willem Hendriks de Boer (1783-1851)
Door Gert van de Kamp
Willem is ongeveer tien jaar oud als zijn vader Hendrik Claasen overlijdt. Cornelis Jan Manje schreef in 1933 hierover:
“Toen Hendrik Claasen stierf bleef zijn vrouw, Antke Willems met de kinderen in zorgvolle omstandigheden achter. De jongens moesten deswege zoo spoedig mogelijk zien iets te verdienen en zijn waarschijnlijk na het eindigen der schooljaren al gauw naar zee gegaan.”
Antke Willems bleef achter met vijf kinderen. De twee oudste dochters Antke (22) en Willemtje (14), en de drie zonen Willem (10), Jan (6) en Klaas (2).
Willem is veel te vinden bij de schippers en hun boten op de ree bij Hollum. Vooral bij Tjeerd Dirks Visser en zijn zonen Dirk en Job. Hij werkt mee, verdient een centje voor zijn moeder en krijgt onderricht in het varen.
Willem is twaalf jaar als in 1795 de Franse troepen Nederland binnenvallen en in mei dat jaar ook Ameland bezetten. De scheepvaart licht aan banden, kapers liggen op de loer en handel in koloniale waren is verboden. Dit alles duurt tot 1813 als het leger van Napoleon Nederland verlaat en het weer een vrij land is. Het enige wat we van Willem weten uit deze tijd vinden we in een aantal advertenties in de dagbladen van eind 1809. Wat is het geval. In juli en augustus zijn er in Amsterdam twee schepen aangehouden: De Blokzijder jachten Nooit Gedacht van Tjeerd Dirks Visser en Jacobus van Willem de Boer, beide van Ameland. De lading bestond voornamelijk uit koffie en de schepen werden publiekelijk in Amsterdam verkocht worden zoals dat meerdere malen in de dagbladen werd geannonceerd. Wie de eigenaren van de beide schepen waren of wie ze hebben gekocht is onbekend.
Willem trouwt op zondag 22 april 1810 in de Gereformeerde (N.H.) Kerk van Hollum met Ytske Tjeerds Visser de dochter van Tjeerd. Cornelis Jan Manje schrijft hierover:
“Enige tijd later werd er op een werf in Hoogezand een schip gebouwd waar hij toen als Gezagvoerder werd aangesteld. Ter zelfdentijd is hij toen op 26 jarigen leeftijd getrouwd met Ietske Tjeerds Visser, den 22 april 1810”.
Op zaterdag 21 juli 1810 wordt op de scheepswerf van Anne Willems Hooites in Hoogezand de daar gebouwde Smak Jacobus overgedragen aan Willem Hendriks de Boer. Wat Willem met dit vrachtscheepje gaat doen is een vraag. Cornelis Pieter Sorgdrager schrijft in zijn Memori Boeck:
“Den 25 julij 1810 kwam veerman Tjeerd Dirk van Amsterdam, bragt de tijding dat er meer dan twintig Duisent Fransen in Amsterdam waren, Dat zommige 2,3,4,6 en meer in kwartier haden, dat geen rijst, Tabak, Coffijbonen Thee, suiker en meer andere waren eruit mogt gevoert werden, Geen passagier zonder pas mag er uit, Het Lands Comtoir is gesloten, en men vreest zeer voor een presting”.
Aannemende dat Willem na de overdracht naar Hollum is gevaren, zal hij daar ongeveer gelijktijdig met zijn schoonvader Tjeerd zijn gearriveerd en diens verhalen gehoord hebben. Op 28 mei 1812 wordt bij de ambtenaar van de Burgerlijke Stand in Amsterdam door Dirk Tjeerds Visser, de zwager van Willem, de geboorte van zijn zoon Job aangegeven. Op de geboorteakte lezen we dat hij met zijn schip Nepthunus ligt aan de Gelderse Kade bij de Bantammer brug in Amsterdam evenals de beide getuigen Willem Hendriks de Boer met zijn schip Jacobus en Foppe Vlieger met zijn schip Cornelia Maria. Waarom en met wie Willem in Amsterdam was, is onbekend.
Het kantoor van de Waterschout is door Napoleon gesloten, pas als deze in 1813 uit Nederland vertrokken is, gaat het kantoor weer open en worden de zeereizen van de schepen met de gages van de bemanning weer op de monsterrollen vastgelegd. Op 27 december 1813 gaat Willem met zijn vier bemanningsleden naar het kantoor van de Waterschout om daar de monsterrol voor de reis met het schip De Jacobus naar Londen te laten invullen. De stuurman is Claas Jans de Boer, de kok is Douwe Lolkes en de matroos is Jan Hendriks de Boer. Alle bemanningsleden zijn van Ameland afkomstig. Jan is de jongere broer van Willem. De weeklonen zijn 9, 8 en 7 gulden per week. Als jongen vaart William IJning mee voor een loon van 2 gulden per week. De vraag rijst nu: wanneer gaan ze naar Londen?
Een tekening van een smak. Willem was op de smak Jacobus schipper van 1810 - 1816
Cornelis Jan Manje schrijft het volgende:
“Het was in den winter van 1813-14, dat twee Oost-Indië vaarders van hun reis behouden waren aangekomen. Beiden stonden onder bevel ven een Amelander Kapitein. De een was Willem H. de Boer, de ander Dirk Tjeerds Visser, een broeder van Ytske Tjeerds. Beiden hadden hun vrouwen bij zich aan boord. Den 6den Januari werden Kapt. W. de Boer en zijn vrouw verblijd met de geboorte van een zoon. […] De schepen van W.H. de Boer en Dirk Tjeerds Visser lagen naast elkaar. Dirk Visser was gehuwd met Tanneke van der Gouwe te Nieuwendam, den 8 januari 1805. Ter zelfder tijd werd daar ook een zoon geboren, enz.”
Op beide geboorteaktes staat dat Willem de Boer, de zoon van Willem en Ytske, geboren is aan boord van het schip genaamd […] liggende aan de werf het Witte Kruis. En dat Dirk, de zoon van Dirk en Tanneke, geboren is aan boord van het schip Vrouw Dieuwertje liggende aan de werf De Oliphant. De beide scheepswerven lagen naast elkaar aan de Kattenburger gracht en waren eigendom van scheepsbouwer Meijes en Zoon. Dus dat de schepen naast elkaar lagen is juist, maar voeren ze ook op Oost-Indië?
Een Smak met vier bemanningsleden is te klein om de oceaan over te steken. De monsterrollen laten ook zien dat dit schip alleen voor de kustvaart gebruikt werd. Wanneer Willem naar Londen is uitgevaren, is onbekend maar in de Leijdse Courant van 2 mei 1814 staat dat ze donderdag 28 april weer terug waren in Amsterdam Op 17 juni 1814 gaat Willem weer met dezelfde bemanningsleden naar de Waterschout voor het invullen van de monsterrol voor een reis naar Londen. Alles op de monsterrol is hetzelfde als de vorige reis behalve de naam van het schip, dat is nu Maria Frederika ook de naam van de boekhouder, die was De Roo en is nu Klinker. Vermoedelijk is het schip tussentijds verkocht aan een andere geldbelegger en die heeft het schip de naam van zijn vrouw gegeven. Tot eind december 1815 maakt Willem nog vier reizen met de Maria Frederika naar o.a. Rouan en Aalborg.
Begin 1816 wordt Willem kapitein op de tweemast schoener Johanna Philippina van koopman Jacobus Sappius. De eerste reis gaat naar Demerary een buurland van Suriname in West-Indië. Van de elf aangemonsterde bemanningsleden zijn er acht van Ameland afkomstig waaronder Jan de jongere broer van Willem als bootsman en lichtmatroos Douwe Tjeerds Visser de 17-jarige zwager van Willem. Vervolgens zal hij tot 1821 met de Johanna Philippina gedurende vijf jaar, elk jaar een reis naar Suriname maken. Vast bemanningslid gedurende deze reizen is de eerste stuurman, zijn jongere broer Jan.
De schoener Johanna Phlippina waarop Willem als kapitein van 1816 tot 1821 voer.
In augustus 1821 is Willem kapitein geworden op het fregatschip De Vereeniging van Rederij Wed. J.S. van de Poll in Amsterdam. Hij monstert samen met 17 bemanningsleden op dit schip aan, waarvan er 12 van Ameland afkomstig zijn, voor de eerste reis naar Suriname. De eerste stuurman is weer zijn broer Jan en de “kajuitwagter” zijn 10-jarige zoon Hendrik. In de eerste week van oktober 1821 vertrekken ze. Acht maanden later zijn ze op 31 mei 1822 weer terug bij Texel. Op 26 november 1831 meert de 48-jarige Willem voor de laatste keer met De Vereeniging aan in de haven van Amsterdam. Hij heeft in tien jaar tijd tien reizen met dit schip naar Suriname gemaakt.
Het tweedeks, gekoperde fregat De Vereeniging waarop kapitein Willem van 1821 tot 1831 voer.
Nu Willem aan wal is, wil hij toch wel bezig zijn. Samen met Jan Kornelis Sorgdrager maken ze een plan om in Hollum een korenmolen te bouwen. Hun verzoek wordt ingediend maar de molenaar van Ballum steekt er een stokje voor waardoor hun verzoek wordt afgewezen. Als Willem daarna in 1835 gevraagd wordt om gezagvoerder te worden op het Pinkschip De Vriendschap van Rederij Wed. J.S.van de Poll zegt hij geen nee. Samen met zijn zoon Hendrik als eerste stuurman zal hij met dit schip reizen naar Oost-Indië gaan maken.
Op 31 december 1835 gaat Willem met 21 bemanningsleden naar de Schreierstoren het kantoor van de Waterschout. Hier wordt de monsterrol voor de reis naar Batavia ingevuld en door de bemanning onderschreven. Op 16 januari 1836 vertrekt De Vriendschap van Amsterdam, getrokken door tien paarden, door het Noord-Hollandskanaal naar Texel. Op 2 juni 1836 meert het schip aan op de rede van Batavia. Behalve in Batavia worden er ook in andere plaatsen op Java zaken gedaan. Op 29 november 1836 vaart het schip weer bij Texel binnen. Willem zal deze reis nog twee keer maken.
Als hij op 14 maart 1839 De Vriendschap in de haven van Amsterdam afmeert, geeft hij het roer over aan zijn oudste zoon Hendrik. Deze blijft tot 1855 kapitein op dit schip.
Het gekoperde tweedeks pinkschip De Vriendschap waarop Willem van 1835 tot 1839 voer.
Nu Willem weer aan de wal is, komt de molen weer ter sprake. Samen met Job Dirks Visser laat hij in Hollum een nieuwe korenmolen bouwen. In 1841 draait deze molen op volle toeren. Willem overlijdt na drie beroertes te hebben gehad op vrijdag 20 juni 1851. Hij is 67 jaar oud geworden.