Mysterieuze stranding van twee Duitse schepen op Ameland
In de nacht van 1 op 2 maart 1946 strandden twee Duitse landingsvaartuigen tussen paal 24 en 25 op Ameland. Deze landingsvaartuigen kwamen van Borkum en waren onderweg naar Wilhelmshaven. Vermoedelijk werden de landingsvaartuigen gesleept en zijn ze door de sneeuwstorm boven Ameland vastgelopen. Aan boord van de landingsvaartuigen zaten twintig Duitse opvarenden. Uiteindelijk zouden negentien opvarenden weer terugkeren. Wat is er met die twintigste opvarende gebeurd? En waar zijn de twee Duitse landingsvaartuigen gebleven? Ruim 70 jaar na dato doet amateur-historicus en Amelandkenner Jan Andries Blaak uitgebreid onderzoek naar deze mysterieuze stranding. Hij hoopt met de hulp van oudere Amelanders dit mysterie te kunnen oplossen.
Door Jacob Roep
Soepsleef en bel
Door het onderzoek voor zijn boek ‘Ameland Sperrgebiet 1940-1945’ kwam Jan Andries in contact met diverse oud-Amelanders. Zo ook met de familie van oud-verzetsman Johan Herman Poortenaar (1906-1951) die van 1934 tot 1946 als dokter op Ameland werkzaam was. Via het overlijdensbericht van diens vrouw kwam Jan Andries in contact met een kleindochter. Zij bracht hem op haar beurt weer in contact met haar moeder Suzan Josselin de Jong-Poortenaar die in Dordrecht woont. Zij wist zich nog het een en ander van de oorlog te herinneren. Terloops vertelde ze nog een sloepsleef uit de oorlog te hebben. Vervolgens vroeg Jan Blaak hoe ze daaraan kwam. Suzan vertelde hoe het gezin Poortenaar kort voordat ze van het eiland vertrokken eind maart 1946 twee schepen op het Oerd hadden bezocht. Ze waren met de fiets over het strand naar de schepen gegaan. Suzan was toen nog maar 5 jaar oud. Daar hadden ze van een van de twee landingsvaartuigen een soepsleef gepakt. Haar broer Barend had zelfs nog een scheepsbel van een van de schepen gesloopt. Die had zijn zoon nu in zijn bezit. Dit was voor Jan Andries voldoende reden om zich in de geschiedenis van deze relatief onbekende stranding te verdiepen. Het begin van een lange zoektocht die tot vele mailtjes, telefoontjes en documentatie uit binnen- en buitenland zou leiden.
De kinderen van het echtpaar Poortenaar in 1952. V.l.n.r.: Suzan, Barend, Ada, Hansje, Maarten, Thea Poortenaar.
De zoektocht begon met de stoepsleef en de scheepsbel. De soepsleef is van Engelse makelaardij. Op de sleef staat de tekst ‘Jenks & Cattell’. Met dit bedrijf heeft Jan Andries contact opgenomen. Zij konden uit hun administratie weinig gegevens over de sleef vinden maar bevestigden wel dat die door hen gemaakt was. De bel heeft Jan Andries helemaal laten opknappen. Daar zaten drie lagen verf over. Mogelijk dat daar op de buitenkant ook een naam van de fabrikant stond of een andere aanwijzing. Maar dit bleek niet zo te zijn. Het kogelgat in de bel is het bewijs dat de schepen ook in oorlogstijd actief waren. De soeplepel en scheepsbel zijn nu in het bezit van Jan Andries. Hij heeft de intentie die aan het archief van Ameland te schenken.
De soeplepel van een van de Duitse landingsvaartuigen. De soeplepel is gemaakt door het Engelse bedrijf Jenks & Cattell blijkt uit deze vermelding.
De bel van een de landingsvaartuigen met een kogelgat. De bel doet het nog uitstekend.
Landingsvaartuigen AF20 en AF21
In de nacht van 1 op 2 maart 1946 liepen twee Duitse landingsvaartuigen vast op de Amelander kust ter hoogte van paal 24 op het Oerd. De weerrapporten uit die tijd spreken over een krachtige noordoostelijke sneeuwstorm waardoor mogelijk de schepen uit koers zijn geraakt. De schepen waren vanaf Borkum vertrokken met als bestemming Wilhelmshaven. Mogelijk werden ze door een sleepboot voortgetrokken. Toen ze door het stormweer in moeilijkheden waren gekomen, hebben ze radiocontact met reddingsstation Oostmahorn gehad. Vervolgens is de Insulinde tweemaal uitgetrokken om de twee schepen te vinden. Helaas, bleef dit zonder resultaat. Vermoedelijk waren de schepen intussen al op Ameland vastgelopen. Op dat moment bevonden zich twintig bemanningsleden op de Duitse landingsvaartuigen AF20 en AF21. In het archief vond Jan Andries alleen negentien namen van de twintig bemanningsleden. Wie was het twintigste bemanningslid en waar is hij gebleven nadat het schip was vastgelopen? Vanaf het schip wisten de bemanningsleden de Amelander kust te bereiken. Waar zijn de bemanningsleden na die tijd ondergebracht? In een hotel of pension op Ameland zoals dat na een stranding gebruikelijk was?
Zodra de schepen op de Amelander kust vastliepen, was de eerste directe verantwoordelijke burgemeester Roel Walda als strandvonder. Het nieuws van de twee schepen ging als een lopend vuurtje over het eiland, zo weten de Amelanders Cor Gransbergen, Willem Nagtegaal en de zoons van Bote Smid nog aan Jan Andries te vertellen. Op dat moment is het feest in Buren. Ook Bote Smid hoorde van de twee Duitse landingsvaartuigen en gaat er met paard en wagen heen. Hij haalt de motor van een van de Duitse schepen er af en neemt die mee naar huis. Die motor wil hij gebruiken om garnalen te laten drogen. Een van de kanonnen is als hijskraan gebruikt om de motor er af te hijsen. Via via vernam Roel Walda dat de motor bij Bote Smid stond. Hij liet de motor bij hem ophalen. Naar verluidt is die naar een vriend van hem in Hindeloopen overgebracht. Na dit tafereel liet Roel Walda de schepen om de beurt door Amelanders bewaken. Na een paar dagen stopt Walda deze bewaking. Ondertussen neemt hij met diverse autoriteiten contact op, zo valt te lezen in de bewaard gebleven correspondentie in het gemeentearchief te Ballum.
De Duitse landingsvaartuigen A20 en A21 (officieel AF20 en AF21) zijn op de werf Bodewes te Martenshoek in Hoogezand gemaakt. In 1946 vallen de schepen onder de Engelse marine. De Engelsen hebben sinds het einde van de oorlog het noordwestelijk deel van Duitsland bezet. Het duurt nog maanden voordat er duidelijkheid komt wat er met de schepen moet gebeuren. Ondertussen zakken de schepen steeds verder in het zand. Op 19 april 1952, maar liefst zes jaar na de stranding, correspondeert Walda nog steeds met het ministerie van Financiën over wie de schepen weghaalt en daarvoor de kosten betaald. Of de schepen zijn weggehaald of onder het zand zijn beland, is onbekend. Daarover is ook niets in de archieven en oude kranten te vinden. Rond paal 24 zijn in ieder geval geen wrakken van de schepen te zien, bevestigde Richard Kiewiet aan Jan Andries.
Foto gemaakt op het wrak van een van de landingsvaartuigen. V.l.n.r.: pater Piet Schiphorst pater Karel Kuhlmann en julius Kuhlmann (foto fam. Kuhlmann 1947)
Vraagstukken
Na twee jaar onderzoek valt op basis van de vele mailtjes, telefoontjes en documenten het bovenstaand verhaal te reconstrueren. Vermoedelijk kunnen de oudere Amelanders zich nog deze schepen herinneren of hebben ze er ooit verhalen over gehoord. Misschien zijn er op Ameland net als bij de familie Poortenaar nog souvenirs van de schepen overgebleven. Of weet u meer over het lot van het twintigste bemanningslid en wat er met de schepen gebeurd is. In dat geval komt Jan Andries graag met u in contact via info@amelanderhistorie.nl en u kunt hem bellen via 0596-624263.
Dit artikel is afkomstig uit een eerdere uitgave van magazine De Amelander en is met toestemming van de redactie geplaatst. © De Amelander