Neerlands Reid is de laatste overgebleven landbouwmarke van Nederland
De laatste avond van de Ouwe Pôlle van dit winterseizoen op 19 maart 2025 handelde over de Amelander marken. Merijn Knibbe, tot zijn pensionering universitair en hogeschooldocent, vertelde in De Toel in Nes over deze samenwerkingsverbanden van boeren, die ook land in bezit hadden. Om aan te geven hoe bijzonder de situatie op Ameland was vergeleek hij de eilander constructie met die aan de overkant van het wad in het Noorderleeg.
Er waren grote verschillen. Aan de Friese kust was er sprake van landaanwinning, terwijl de boeren op Ameland te maken hadden met afslag. Op het Noorderleeg bleef de mest liggen, maar op Ameland werden de uitwerpselen gebruikt als brandstof. Het Noorderleeg kende een marktgericht, kapitalistisch, gebruik. Boeren uit grote delen van Fryslân lieten hun vee grazen in deze kuststrook en moesten daar fors voor betalen, wel twintig keer meer dan hun Amelander collega’s. Zij moesten wel om twee uur ’s nachts beginnen aan hun wandeling van tientallen kilometers om bij het land te komen.
Ameland kende dijken, maar die waren niet zozeer om de bevolking tegen het water te beschermen maar om te voorkomen dat de koeien op het hooiland kwamen. De boeren beheerden gezamenlijk de hooilanden en gebruikten gezamenlijk de kwelders. ’s Winters mochten de koeien overal op het eiland lopen.
Op Ameland werden twee of drie rechters aangesteld die zich bezighielden met zaken als bezitsrechten. De boeren kregen zogeheten achtendelen naarmate ze koeien en jongvee hadden. Ze hadden overal kleine lapjes grond. Een herverkaveling in de achttiende eeuw bij Ballum heeft 196 mandagen gekost! De rechters verdienden een karig loon, maar zagen zich voor grote taken gesteld zoals waterbeheer (afvoer, dobben), overlast aan anderen, onderhoud dijken en plannen van data (hooien, weiden). “Het markesysteem was ingewikkeld maar het werkte eeuwenlang”, constateerde Knibbe na zijn gedegen onderzoek.
Ameland had dus te maken met afslag, maar er kwamen na 1810 wel meer koeien bij. Die beesten moesten ergens grazen en namen hun toevlucht in de duinen, wat hevige conflicten met Rijkswaterstaat opleverde omdat de duinen gingen stuiven. Uiteindelijk, na vele tientallen jaren, werd dit opgelost met de ´Rijksdraad´, de duinen werden achter een hek gezet. Een veldwachter werd aangesteld met als taak de koeien uit de duinen te weren en verbaliserend op te treden. Hij had een lastige taak want hij zag dat burgemeester Van Heeckeren op de hand was van de boeren, en wie moest je bekeuren als je niet wist van wie de dieren waren? In één geval was de eigenaar bekend, het kwam tot een rechtszaak waarbij de boer werd vrijgesproken, want in de dagvaarding wordt gesproken over kalveren!
In de twintigste eeuw vond op Ameland een ingrijpende verandering plaats met de aanleg van de buitendijk. Het land werd verkaveld en voor een deel verkocht aan niet-eilanders. Door de ingrepen van de Heidemij verdwenen de marken en kwamen er (te kleine!) ´volwaardige´ boerenbedrijven voor in de plaats.
Eigenlijk is er nog maar één nog functionerende Nederlandse landbouwmarke, en dat is het Neerlands Reid. Het is nu een BV, maar werkt nog net zo als vroeger. Alleen is er tegenwoordig sprake van KI en lopen er geen stieren meer los en rijdt de koehoeder op een quad, in plaats van dat hij op blote voeten over het terrein struint…