Verbindingen naar Ameland (2)
Dit is het tweede deel van het artikel over de verbindingen tussen Ameland en de vaste wal. In het derde deel van deze serie zal meer naar de ondernemingen gekeken worden die de verbindingen onderhielden.
In 1871 werd door de 'Friese Maatschappij tot Landaanwinning op de Friesche wadden' begonnen met de aanleg van een verbindingsdam tussen Holwerd en Ameland. Doel was het proces van aanslibben te versnellen om zo landbouwgrond te winnen. Door de dam zou het mogelijk worden naar Ameland te kunnen lopen. Dit plan was door jonkheer mr. P. J. W. Teding van Berkhout uit Deventer in 1860 bedacht. In dat jaar wende hij zich tot de koning met het verzoek hem daarvoor een concessie te verlenen. De kosten werden begroot op f480.00,- maar een correctie zorgde voor kostenverlaging waardoor 'eene enkelvoudige rijswerkverbinding' voor f110.000,- aangeleged kon worden. Van 1871 tot 1878 werkten 55 arbeiders aan de strekdam die Holwerd met Ameland verbond. Teding van Berkhout beschouwde de dam als het begin van de inpoldering die gefaseerd tot stand zou moeten komen (zie afbeelding).
Op 12 mei 1870 gaven Het Rijk en de provincie Friesland elk f200.000,- subsidie tot landaanwinning en bedijking van een gedeelte Friesch Wad door verbinding van het eiland Ameland en het vaste wal. Op 29 maart 1879 bereikten enkele kooplieden uit Dokkum het eiland langs de verbindingswal. De dam is in volle gebruik tot de fatale 14 oktobe 1881. Een hevige storm sloeg grote gaten in de zwakke dam en alle aangeslibde grond werd door de woeste golven meegesleurd. Teding van Berkhout begon meteen met restauratiewerkzamheden maar het mocht niet baten: een tweede storm in het voorjaar van 1882 zorgde voor het einde. Er was geen geld meer om de dam te repareren en de overheid was niet van plan er opnieuw geld in te investeren. Anno 2012 is met zeer laag water nog steeds het levenswerk van Teding van Berkhout te bewonderen, althans de restanten. Na de dam zijn nog enkele pogingen gedaan om het nieuw leven in te blazen. Zo ook in 1937 als werkverschaffingsproject. Het laatste plan dateert uit 1961. In dat jaar lanceerde de Commissie Verbinding Ameland- vaste wal met als doel een dam voor het toenemend toerisme aan te leggen. Zij achtten het gebruik van een veerboot als verouderd voor het opkomende toerisme en dachten dat de auto in de toekomst een belangrijkere rol zou spelen. Uiteindelijk werd het plan met 42 tegen 8 stemmen door de Friese Staten aangenomen. In dezelfde tijd werd echter de landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee opgericht. Zij hadden allen echter het 'eilandgevoel' onderschat. In de jaren zeventig blies het Rijk het plan af en kwam er een voorlopig eind aan dit hoofdstuk.
Op 4 november 1914 bezocht Klaas Gouma Ameland om te zien of hij er, na een eventuele benoeming, zou kunnen aarden. Samen met zijn chef kwam hij per trein in Holwerd aan. Lopend werd de tocht voortgezet totdat ze na 3 kilometer bij de zeedijk aankwamen en daarna nog een kilometer over de stortstenen dam moesten afleggen. In het midden van deze dam lag een pad van betonplaten met een breedte van één meter. Het einde van deze dam was een cirkelvormige kop aangelegd waarop net een paard en wagen kon draaien. Bij aankomst op de kop van de dam lagen er twee zeilbootjes weliswaar waren er in 1914 twee motorboten in gebruik namelijk de 'Ameland' en 'Friesland'. Het ene zeilscheepje diende voor het vervoer van vee en het andere moest bij calamiteiten ingezet worden voor het vervoer van passagiers.
Op deze afbeelding is ene Scheltema met kleinkinderen op de dam te zien.
Omstreeks 1840 begonnen twee schippers uit Nes een dienst op Holwerd met twee schepen voeren ze om de beurt de ene naar Dokkum, waarmee een week gemoeid was, de andere voer dagelijks naar Holwerd. De overtocht moest met hoog water plaats vinden, men vertrok dan 2 a 2,5 uur voor hoogwater van Nes en een half uur voor hoogwater van Holwerd. De afvaart van Nes gebeurde vanaf de oever ter hoogte van de Leije sloot en bij Holwerd nabij het Dijkhuis. In 1889 werd in Nes een veerdam aangelegd met een lengte van 240 m. de kruin had een breedte van 2 meter, bestaande uit basaltsteen met op maat gehakte keien en de glooiing bestond uit stortsteen (basalt). Aan de zeezijde werd een ronde kop gemaakt waar de boerenwagens konden draaien. De veerdam in Holwerd werd aangelegd op de oude verbindingsdam van de Mij tot landaanwinning die aangelegd was in 1879 maar al in 1882 voor een groot deel was weggespoeld, nadat er nog een looppad op deze dam was aangelegd met een breedte van 1 m. Aan het zee einde van dit pad werd een houten steiger gemaakt voor het aanleggen van het postschip. Het Rijk betaalde de genoemde Mij een bedrag van fl. 13.415,- voor overname van stortsteen. In de jaren 1920-1924 en 1928-1929 werd de veerdam en steiger te Holwerd verbeterd en die van Nes in 1921 en in 1928-1929. De rijbaan op de veerdam van Holwerd was nauwelijks 2,30 m. breed zodat passagiers bussen c.q. auto’s elkaar niet konden passeren.
Door Jacob Roep