Willem Hendriks de Boer als molenaar in Hollum
Door Rik Bulder
In 1834 vragen Willem Hendriks de Boer en Jan Kornelis Sorgdrager tegelijkertijd een vergunning aan om een koren- en pelmolen te mogen bouwen in Hollum. De grietman en assessoren geven hierbij de voorkeur aan Willem, in een brief aan de commissaris des Konings van 5 mei 1834. Echter 4 dagen later komt Douwe Cornelis Molenaar, molenaar te Ballum op de korenmolen de “Eendracht” op de proppen met een octrooi dat het laatst vernieuwd was in 1777, waarop het maal- recht aan de “Eendracht” te Ballum was toegekend. Het eilandbestuur wil Willem toch ter wille zijn en wijst hem op de molen “Phenix” te Nes, welke op 31 december 1833 tijdens ruig weer was om- gewaaid. Maar al snel daarna komt het bericht dat Boelens de molenaar/eigenaar, zijn molen zelf weer wenst op te bouwen, daar hij 3 geldschieters heeft gevonden die hem met een som van fl. 1600,-- hiertoe in staat stellen. Uit de cohieren blijkt dat een van deze mensenvrienden, D.C. Molenaar is die met fl. 500,-- als investering, Willem opnieuw de pas afsnijdt.
In 1840 vraagt Willems neef Job Dirks Visser een vergunning aan voor de bouw van een molen in Hollum. Weer komt Molenaar met zijn octrooi aanzetten. Doch gezien het feit dat zijn bedrijf intussen dusdanig verloederde en het klachten regende over niet nakomen van afspraken, afwezigheid van het bedrijf, als men graan wilde laten malen e.d. wees het eilandbestuur de commissaris des Konings erop dat het octrooi eigenlijk als verlopen en van geen waarde meer zijnd (vervallen als de molen zou verkocht worden), diende te worden beschouwd (in een brief van 6 februari 1840). De grietman schreef:
"Zonder in beoordeling te treden in hoeverre gedacht octrooi nog geldende kan zijn, voelen wij ons overtuigd, dat de oprichting eener koren- en pelmolen te Hollum........ wenselijk ware, te meer daar in alle gevalle het bedoeld octrooi bij eventuele verkoop van de molen te Ballum, waartoe de eigenaren, naar wij stellig onderricht zijn, binnen korten tijd zullen overgaan, van zelve zoude vervallen"
Job kreeg zijn vergunning en liet de stellingmolen “De Verwachting” bouwen door. Binnen een jaar verkocht hij deze aan Willem. De “Eendracht” werd ook in 1841 verkocht aan Willem Hendriks de Boer en Job Dirks Visser uit Hollum, die hem echter al in 1842 lieten slopen, daarmede een eeuwen- oude traditie in Ballum de nek omdraaiend. De bijbehorende boerderij en schuur waren direct al verkocht. Het laatste gewapper met het octrooi door Molenaar moet waarschijnlijk gezien worden als een poging de prijs van de vervallen molen nog een beetje op te krikken bij een eventuele verkoop (in dit geval aan Willem en Job).
1841 Ameland, notaris J. H. Heymans Gzn - Jacob Cornelis Molenaar, landbouwer te Ballum, verkoper - Willem de Boer, landbouwer te Hollum, Ameland, koper |
Bron: Tresoar, repertoirenr. 8 d.d. 10 april 1841
Dat de molens op Ameland niet alleen bedrijven waren om graan te malen, maar dat zij ook een functie hadden bij de navigatie ter zee, leert ons de volgende brief van de grietman van Ameland aan de Commissaris des Konings, geschreven tijdens de bouw van de Hollumer molen:
"Het schijnt mij van belang toe, dat de zeevarenden daarmede (met de bouw van de molen van Hollum) voorlopig bekend gemaakt worden, aangezien daardoor anders bij het aandoen van het Amelander Zeegat van daarmede onbekende zeelieden ligtelijk vergissen en ongelukken zouden kunnen ontstaan."
Willem Hendriks de Boer maakte van zijn molen binnen korte tijd een bloeiend bedrijf.
Begin 1855 vroeg hij vergunning aan bij Gedeputeerde Staten van Friesland, om zijn molen behalve als korenmolen, ook als zaagmolen te mogen inrichten. B&W van Ameland hadden geen bezwaar en zagen naast het belang van de aanvrager ook een algemeen belang voor de gemeenschap (8 maart 1855). Op 11 jun 1855 kwam de vergunning af met die restrictie dat, “bij in werking zijnde molen tot het zagen van hout tussen zonsop- en zonsondergang, deze ten alle tijden toegankelijk diende te zijn voor Ambtenaren van ’s Rijks Middelen.”
Na Willem Hendriks de Boer waren achtereenvolgens zijn zoon Dirk Willems de Boer en zijn kleinzoon Douwe Dirks de Boer eigenaren van de molen. In de jaren 1930 werd het bedrijf gemechaniseerd door de installatie van een 2e hands Brons scheepsdieselmotor met 2 vliegwielen, welke in de jaren 1940-1945 bij gebrek aan brandstof geen dienst deed. Vanaf 1927 draaide de molen maar met 2 wieken, nadat er 2 wieken bij een storm afgewaaid waren.
Tegen de voortschrijdende mechanisatie konden ook deze molenaars het op den duur niet bolwerken en in 1949 kwam voor deze molen het einde. Slechts de namen “Molendijk” en “Molendobbe”, deden nog herinneren aan de glorie van weleer, nadat de molen in 1950 gesloopt werd.
Echter in 1991 heeft de gemeente Ameland met onderdelen van een te slopen stellingmolen, uit het buurtschap Brucht, gemeente Hardenberg (Over.) op dezelfde plek een nieuwe laten bouwen.
De nieuwe “Verwachting” te Hollum op zijn oude plek terug
In het voorjaar van 1851 krijgt Willem 3 maal een beroerte achter elkaar en komt op 20 juni van dat jaar te overlijden op 67 jarige leeftijd.
In zijn arbeidzame leven heeft Willem risico’s durven nemen die gelukkig veelal gunstig uitpakten en die de familie de Boer geen windeieren hebben gelegd. Toen Willem was overleden was zijn Ytske een der rijkste vrouwen op het eiland. Ze hadden meerdere stukken onroerend goed, een aandeel in het molenbedrijf en een goed gevulde oude sok.
Ytske deed op haar eigen wijze wat aan de vaak droeve omstandigheden van haar medemens. Zo gaat de overlevering dat menig gezin wel eens een mand met etenswaar, kleding of andere benodigde zaken voor de deur vond (zonder dat daar een kaartje bij zat). Naast haar goede doelen was ze ook een zeer gelovige vrouw. De laatste jaren van haar leven schreef ze in een aantal schriften, elke dag wel een stichtelijke opmerking of een stukje over iets uit de bijbel. Van deze schriften zijn er enkele bewaard gebleven en te bezien in het Museum Sorgdrager.
Als Ytske op 2 maart 1885 op 96 jarige leeftijd overlijdt, wordt het vermogen van fl. 36.317,76 over de zes nog in leven zijnde kinderen verdeeld.
Nadat in december 1939 de graven van Willem en Ytske zijn geruimd van het kerkhof te Hollum, schijnen de zerken verloren geraakt. Maar, enige jaren geleden, toen de verharding van een erf aan de Schoolstraat in Hollum van een aannemer werd opgebroken, kwamen van tussen het puin de beide zerken tevoorschijn. Door Pieter Jan Borsch, gepensioneerd medewerker van het museum Sorgdrager zijn de zerken blijvend tentoongesteld in de winkelruimte in de molen. Ook zijn daar een duidelijke schets van de tekst op de zerken, een schilderij van het pinkschip “De Vriendschap” en twee foto’s van Douwe Dirks de Boer en Risje Barends de Boer (kleinzoon van Willem en diens echtgenote) opgehangen.
Boven: grafstenen en opschrift van Willem Hendriks de Boer en Ytske Tjeerds Visser. Onder: portretfoto's van Douwe Dirks de Boer en Risje Barends Nobel.
Verwantschap Willem H. de Boer en Ytske T. Visser met Rik Bulder
Pieter Jan en Tineke Borsch-de Boer, Siebe de Boer Dz., Gert van der Kamp (Amelander Historie),
Tresoar, Alle Friezen, Wiewaswie, Zoekakten, Piet’s Scheepsindex, Graftombe, Stamboomzoeker,
Genealogie online, Geneanet, Nederlandse molenvereniging.