Amelander sage (1)
Er was in Ballum een kleine groepje doopsgezinden, maar men had er geen voorganger. Toen kwam er eens een menniste liefdepreker te Nes, die daarvan hoorde. Hij begaf zich op weg naar Ballum toen kwam hem op het zandpad een grijze ruiter tegemoet met een kap helemaal over zijn hoofd getrokken. De preker was onbekend op het eiland en vroeg de ruiter, welke richting hij moest slaan om in Ballum te komen. Deze antwoordde, dat hij nog nooit iemand de weg had gewezen, voor hij wist wat de vrager op de plaats van de bestemming te doen had. Daarop vertelde de preker dat hij van plan was in Ballum een Vermaning (doopsgezinde kerk) te stichten. Dat was een voortreffelijk plan, vond de ruiter, en een van de eerste nodige dingen was dan een avondmaalsbeker. Hij vroeg hem of hij soms zo'n beker bij zich had. Nee, dat was niet het geval. "Dan treft u het," zei de ruiter, "want ik draag er altijd een bij mij." Hij reikte hem de beker en wees hem de weg. Maar toen de preker verder liep, werd de beker al maar zwaarder. Toen hij hem tenslotte niet meer dragen kon, zette hij hem neer en lichtte het deksel op. Toen zag hij, dat er een slang in lag. Hij is daarop teruggegaan tot halverwege Nes waar hij de ruiter ontmoet had. Er was niemand meer te zien. En omdat hij de beker niet verder meenemen wilde, wierp hij hem in een dobbe. En op hetzelfde moment, dat de beker in een dobbe viel, brak er een verschrikkelijke storm los, zo hevig dat het eiland op diezelfde plek bijna in tweeën sloeg en er een slenk ontstond! De preker liep door de storm naar het zuidwesten, in de richting van Ballum, maar de storm en de regen werden zo hevig dat hij er ten slotte alleen nog kruipend tegenin kon worstelen. Eindelijk kwam hij toch in Ballum. Daar ontdekte hij nog een onbebouwde plek. Hij zocht een steen en legde die daar neer. Toen zei hij: "Met of zonder beker, hier komt de kerk." En op hetzelfde ogenblik ging de storm liggen en sloot zich de slenk weer zover, dat men zonder gevaar van Nes naar Ballum kon reizen.