Het schoorsteenrecht van Buren
Pas tijdens de tweede wereldoorlog werd serieus werk gemaakt van de verdeling van de Markegronden van Buren. Doordat veel zeelieden gedwongen werden thuis te blijven werd de vraag naar cultuurgrond steeds groter. De eigenaars van kleine boerenbedrijfjes die s’zomers op de haringvisserij nog een stuk brood bijverdiende konden niet meer uitvaren omdat de haringvisserij stil lag. De kleine bedrijfjes met de enkele koeien die men bezat paste goed in het Markeverband. De gemene weide werd gebruikt voor het weiden van vee terwijl het weinige hooi-en bouwland door de vrouw bewerkt kon worden als de man naar zee was.
De Markegronden van Buren waren eigendom van de ingezetenen-veehouders van Buren. Zij vormde de vereniging De Boerenstand. Deze Boerenstand , die in 1887 bij koninklijk besluit van 20 mei nummer 30 als vereniging werd erkend.was een voortzetting van het oude Markegenootschap Het reglement, dat bij het K.B. was goedgekeurd, was een overeenkomst tussen alle veehouders van Buren. Dat de Markegronden van Buren een aparte geschiedenis kent zal uit het hiernavolgende blijken.
Buren behoorde eertijds toe aan Nes deze laatste bestond uit een dorp met Markegronden. In Buren was dat niet het geval. Buren kende geen bestuur in de tijd dat dorp en mark nog één geheel waren. In 1627 werd een overeenkomst gesloten tussen de burgers van Nes in t’Duin en Nes in de Buyren. Hierin werd geregeld het maaien van de mieden en het hooirijden, het begin van de vrijgang enz. Uit, onder andere, deze overeenkomst kunnen we de conclusie trekken dat voor 1627 er geen sprake was van een eigen mark van Buren. Van de gemeenschappelijk gronden werden door landgebruikers van de beide dorpen gebruik gemaakt. Voor het jaar 1627 zal er de miede van Nes en Buren een geheel zijn geweest. Ten aanzien van de Burgerlijke rechtspraak inzake het markerecht heeft de Heer van Ameland het laatste woord. Dit blijkt uit een ordonnantie door Pieter van Cammingha uitgevaardigd op 19 februari 1569. Hierin verbied hij de inwoners van Nes het houden van ganzen! In weer een andere ordonnantie, die van 29 april 1895, werd na klachten van de ingezetene van Nes en Buren, bepaald dat iedereen die geen recht van grazinge had, niet meer dan vier schapen mogen weiden. Diegene die wel een recht van grazinge bezitten mogen acht schapen houden. Deze bepaling werd uitgevaardigd omdat het weiden van schapen schadelijk was voor de beperkt beschikbare cultuurgrond. Het heeft er de schijn van dat pas na 1706 de Mark van Buren een eigen bestuur heeft gekregen. Enige tijd later blijkt dat allerhande vreemdelingen in Buren gaan wonen en hun beesten, zonder betaling, laten grazen in de gemene weide. Zelfs wordt door de Heer van Ameland aan een vrouw uit Nes toestemming verleend om haar beesten in de mark van Buren te laten grazen. Door de inwoners kon dit niet worden belet. Om deze problemen te voorkomen wordt bepaald dat alleen zij die een jaar lang een rokende schoorsteen in Buren hebben gehad, gerechtigd zijn vee in de Buregrie te laten grazen. Tot deze bepaling werd besloten om te voorkomen dat men vee kocht voor de zomer en dit later weer teruggaven of anderszins, en hierdoor uit de grie een onbehoorlijke winst maakten. Men moest het vee dat men weidde, s’winters in Buren kunnen stallen.
Zoals hiervoor reeds opgemerkt werd in 1887 de Boerenstand van Buren opgericht (2e alinea) De boerenstand was eigenaar van het buitendijksland ten zuid-oosten van Buren. Deze grie bestond uit onontgonnen kleigrond en diende als weidegrond voor het vee.
Tevens had de Boerenstand in eigendom Het Neerlands Reid, Oosteinde en Oerd, alsmede de kwelders en duinachtige gronden ten oosten van de Kooi. Deze gronden werden gebruikt voor het weiden van jongvee en schapen. Ook de boerenstand nam als vereniging de bepaling op dat een ieder die gedurende de winter een schoorsteen in Buren rokende had gehad, en zijn vee daar gestald had, dit de volgende zomer kon weiden in de algemene weide. Met andere woorden iedere gebruiker van een in Buren gelegen hoeve was markgenoot. Op de Buregrie waren tevens nog grazingsrechten gevestigd van in Nes wonende veehouders. Het ontstaan van deze rechten is niet duidelijk, ze waren verhandelbaar en deelbaar en konden worden verhuurd. Deze grazingshouders waren geen markgenoten en hadden geen eigendomsrecht. Hierdoor konden ze ook geen aandeel in het bestuur van de Boerenstand hebben. Op het zogenaamde Oosteind waren geen grazingsrechten gevestigd, alleen de kooiboeren mochten hier ook hun vee laten grazen. Dit unieke gebied zonder bescherming van zeekerende dijken is uiteindelijk onder gebracht in een NV. De nv. Maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen op het Oosteinde, Oerd en Neerlandsreid te Buren op Ameland.
Tot besluit kan nog gemeld worden dat de Markegenootschap van Buren het beheer en toezicht hadden op de onverdeelde gronden maar ook over de andere bij het dorp liggende landerijen. Tevens waren reglementen opgenomen over het gebruik en onderhoud van dijken, sloten en wegen, zodat het Markegenootschap tegelijkertijd een waterschap was zoals we dat nu ook kennen.