Koopvaardij collectie van Amelander musea

In de 17e en 18e eeuw bracht de koopvaardij Ameland grote welvaart. Er kwam meer geld binnen met de import en export van goederen en voedingsmiddelen dan met de walvisvaart. De schippers en commandeurs die eerst met eigen schepen handel dreven en later in opdracht van Amsterdamse en Hamburgse reders voeren, lieten huizen bouwen die de Amelander dorpen nog steeds een karakteristiek aanzien geven. Dankzij de Sonttolregisters - tussen 1429 en 1857 hief Denemarken van elk passerend schip tol - weten we dat een groot aantal Amelander schippers handel dreef met de landen aan de Oostzee. Een exact getal vinden we in het boek Zeevarenden op de Koopvaardijvloot omstreeks 1700 van P.C. van Royen. Daarin staat dat tussen 1700 en 1710 449 zeelieden van Ameland afkomstig waren. En dan hebben we het over zeelieden met een functie, het gewone scheepsvolk werd niet meegeteld. De Amelander musea hebben veel voorwerpen in de collectie die herinneren  aan de Oostzeevaart. De zogenoemde Riganappen en kommen werden mee naar het eiland genomen als gebruiksvoorwerp of om het interieur te verfraaien. Deze uit hout gedraaide en beschilderde kommen zijn in Rusland gemaakt en werden in de Baltische landen verhandeld. 

Een schilderij van het Deense kasteel Kronborg aan de Sont

Een schilderij van het Deense kasteel Kronborg aan de Sont, de nauwe zee-engte die toegang gaf tot de Oostzee. Tussen 1429 en 1857 hieven de Deense koningen en later de staat in dit kasteel tol van passerende schepen. Doordat o.a. de naam en woonplaats van de schipper werd genoteerd, weten we dat veel Amelander schippers handel dreven in landen aan de Oostzee. 

Fopke Cornelisz passeerde tussen 1738 en 1764 111 keer de Sont. Hij is daarmee recordhouder van Amelander schippers die in de 18e eeuw handel dreven in landen aan de Oostzee. Hij werd in 1791 begraven in Hollum. Zijn grafsteen staat er nog.Fopke Cornelisz passeerde tussen 1738 en 1764 111 keer de Sont. Hij is daarmee recordhouder van Amelander schippers die in de 18e eeuw handel dreven in landen aan de Oostzee. Hij werd in 1791 begraven in Hollum. Zijn grafsteen staat er nog.

Amelander schippers die ruim drie eeuwen geleden naar het Noorden voeren hadden soms verschillende missies. Afhankelijk van het seizoen gingen zij op walvisjacht of bedreven ze handel. Amelander schippers ruilden koperen ketels, lenzen (om walvissen te doden), witte en bonte hemden, naalden en kralen tegen walvisproducten als spek, baarden en robben- en vossenvellen met de Inuit op Groenland.
Vanaf 1737 eisten de Denen het recht van deze ruilhandel op en werden de schepen van de schippers uit andere landen opgebracht. De eerste dit lot trof was de Amelander schipper Jan Jobsz. In 1737 werd zijn buisschip Canarie met een eilander bemanning van tien personen opgebracht. Jobsz en andere Amelander ruilhandelaren als Leendert Jans Decker, Arent Hansen Barff en Jan Douwes (ook wel Jacob Douwes Buys genoemd) legden zich daarna als commandeurs voor reders uit Amsterdam, De Rijp, Oostzaan en Zaandijk toe op de walvis-en robbenjacht.

Bord met afbeelding van een koopvaardijschip met een Amelander vlag. De tekst luidt: Schipper Hendriks Jacobs Nagtegaal anno 1723.

Bord met afbeelding van een koopvaardijschip met een Amelander vlag. De tekst luidt: Schipper Hendriks Jacobs Nagtegaal anno 1723.

Een kapiteinsprent met een alcoholgeurtje

Tot het einde van het zeiltijdperk in de koopvaardij lieten kapiteins vaak afbeeldingen maken van de schepen waarop ze voeren. In overleg met de schilder werd bepaald hoe het schip moest worden afgebeeld. Het resultaat werd in de huiskamers opgehangen.

Deze genrestukjes worden kapiteinsprenten genoemd. Ook Amelander kapiteins lieten hun schepen vereeuwigen. De Amelander Musea hebben enkele in de collectie. Twee ervan zijn afgebeeld, de overige volgen later. 

Over de Christina Agatha en zijn kapitein valt wel iets meer te vertellen. Olfert Pieters Lap - in Hollum is een straat naar hem vernoemd - overleed op 19 juni 1854 aan boord van de Christina Agatha. Het schip bevond zich op dat moment volgens de ene bron ter hoogte van de Engelse Kanaaleilanden, een andere bron spreekt van de Azoren. Uiteindelijk zou het drie weken duren voordat Olfert Pieter in Hollum kon worden begraven. Dat de Amelander kapitein geen zeemansgraf kreeg dankt hij aan de Amelanders aan boord. Ze timmerden een kist, maakten die met pek waterdicht en goten hem vervolgens vol met arak, een sterke drank uit Indië. Geheel ondergedompeld in de alcohol maakte Lap zijn laatste reis naar Hollum.  

De Leeuwarder Courant eerde Lap als een 'braven en algemeen beminder gezagvoerder en een voor de maatschappij zeer nuttig lid.' Het eiland verloor met hem 'een waardig en oprecht, edel en veel nut stichtend burger.' 

Er zijn er die voor minder hun naam op een straatnaambordje kregen. 

Afbeelding van het schip Christina Agatha uit Amsterdam, waarop in 1847 de Amelander kapitein O.P. Lap gezagvoerder was. Te zien in de stijlkamer  van het Sorgdragerhuis.

Afbeelding van het schip Christina Agatha uit Amsterdam, waarop in 1847 de Amelander kapitein O.P. Lap gezagvoerder was. Te zien in de stijlkamer  van het Sorgdragerhuis.

Afbeelding van de Johanna Maria Christina. Gezagvoerder was G. Gorter. Te zien in de stijlkamer van het Sorgdragerhuis.

Afbeelding van de Johanna Maria Christina. Gezagvoerder was G. Gorter. Te zien in de stijlkamer van het Sorgdragerhuis. 

Riganappen en potten

Het zij maar eenvoudige voorwerpen, de Riganappen op deze pagina. Maar deze in de kleuren rood, zwart en goud beschilderde houten kommen vertellen een belangrijk deel van de geschiedenis van de koopvaardij. Dat de Vereenigde Oostindische Compagnie Nederland veel welvaart bracht is algemeen bekend. Toch zijn er lange periodes geweest dat de handel op de Oostzee meer geld in het laadje bracht.

De omvang van die handel wordt beetje bij beetje duidelijk nu de Sonttolregisters worden gedigitaliseerd en online beschikbaar komen. In die registers van de tolheffing bij de Sont staan de namen van schippers, hun woonplaats, de haven van vertrek, de lading en de bestemming van 1,7 miljoen doorvaarten tussen 1497 en 1857.

Ongeveer de helft van de Sontschippers was Nederlands. Tussen 1686 en 1817 voeren gemiddeld per jaar tachtig Amelanders van en naar de Oostzee. Aan deze handel dankte Ameland een belangrijk deel van zijn welvaart in de 17e, 18e en begin van de 19e eeuw. Terug naar de Riganap. Anders dan de naam doet vermoeden komen de nappen - de grotere exemplaren worden ook wel Archangelse bakken genoemd - niet uit de hoofdstad van Letland. Ze werden gemaakt op het platteland van Rusland. Ze waren erg populair onder zeevarenden die op de Oostzee voeren. Ze namen ze als souvenir mee naar huis. De naar Nederland meegenomen nappen werden hier gebruikt als siervoorwerp of als afwasbakje. Ze werden dan voorzien van een koperen binnenbak. Riganappen en andere houten voorwerpen uit Rusland zijn later in museale collecties opgenomen. Ook de Amelander Musea hebben enkele exemplaren in de vaste expositie.

tegeltableau schipEen tegeltableau van een walvisvaarder uit Amsterdam uit de achttiende eeuw. Te zien in de stijlkamer van het Sorgdragerhuis. Dit schip werd ook wel voor de koopvaardij gebruikt, maar hier vaart hij als walvisvaarder. Dat kun je zien aan de dwarsbalk op het achterschip, waaraan aan bakboord en stuurboord twee sloepen hangen. Als walvisvaarder waren er zes sloepen aan boord, waarin de bemanning op walvissen joeg. Als koopvaardijschip nam het schip minder sloepen mee.

Kapiteinslepels

Kapiteins in de handelsvaart kregen van verladers van goederen vaak een zilveren lepel. In de vaste collectie van Museum Sorgdrager zijn vier van deze zogenoemde kapiteinslepels te zien. Op twee lepels staan de namen van de verladers J.F. Hein in Danzig en R. Kleyenstuber uit Koningsbergen. 

KapiteinlepelKapiteinlepelKapiteinlepelKapiteinlepel

 

Hoerenhondjes 

In de stijlkamer van het Sorgdragerhuis staan twee setjes honden. Porseleinen beeldensetjes als deze waren in de hoogtijdagen van koningin Victoria populair bij de Britse middenklasse. In de volksmond worden ze hoerenhondjes genoemd. Het is een verwijzing naar het oude gebruik van prostituees om de beeldjes met de snuit richting de kamer te richten als er een klant binnen was en met de snuit richting de straat als de dame beschikbaar was. Prostituees gebruikten de hondjes ook als dekmantel door zich als souvenirverkoopster voor te doen.

In Nederland zijn veel van deze hondensetjes terechtgekomen, doordat vissers uit Noord-Nederland ze in de 19e eeuw als souvenir meenamen uit  Schotland. Het was een tijd waarin veel mensen hier geen werk konden vinden en aanmonsterden op schepen die voor de haringvangst naar de Schotse Shetlandeilanden voeren. In Larwick kochten ze deze hondjes, die in het Engelse Staffordshire werden gemaakt. 

HoerenhondjesHoerenhondjes

Geen klandizie binnen, wees welkom, was de boodschap die deze hondjes uitstralen.

HoerenhondjesHoerenhondjes

Als de snuit van de hondjes naar binnen was gericht, had de prostituee een klant. 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle. Bekijk de voordelen:

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>